4 Installatie
OPMERKING
▪ In geval van overdruk zal het systeem wat vloeistof via
de overdrukveiligheidsklep laten ontsnappen. Indien
glycol werd toegevoegd in het systeem, zorg er dan
voor dat er terug voldoende glycol wordt toegevoegd.
▪ In ieder geval, zorg er steeds voor dat de slang van de
overdrukveiligheidsklep NOOIT verstopt is om overdruk
te laten ontsnappen. Zorg ervoor dat er geen water in
de slang kan stagneren en/of bevriezen.
WAARSCHUWING
Door de aanwezigheid van glycol kan er corrosie van het
systeem optreden. Ongebonden glycol verandert in een
zuur onder invloed van zuurstof. Dit proces wordt versneld
door de aanwezigheid van koper en bij hoge temperaturen.
De zure ongebonden glycol tast metalen oppervlakken aan
en vormt galvanische corrosiecellen die ernstige schade
toebrengen aan het systeem. Daarom is het belangrijk dat:
▪ de waterbehandeling correct wordt uitgevoerd door een
bevoegd waterspecialist,
▪ glycol met corrosie-inhibitoren wordt gekozen om te
voorkomen dat er zuren worden gevormd door de
oxidatie van glycolen,
▪ er geen glycol voor auto's wordt gebruikt omdat de
corrosie-inhibitoren daarin een beperkte levensduur
hebben en silicaten bevatten die het systeem kunnen
vervuilen of verstoppen,
▪ gegalvaniseerde leidingen NIET worden gebruikt bij
glycolsystemen aangezien de aanwezigheid daarvan
ertoe kan leiden dat bepaalde bestanddelen in de
glycolcorrosie-inhibitor neerslaan.
Door glycol in het watercircuit toe te voegen, vermindert het
toegestaan maximumwatervolume van het systeem. Voor meer
informatie,
zie
hoofdstuk
"Het
controleren" in de uitgebreide handleiding voor de installateur.
4.3.3
Het watercircuit vullen
1 Sluit de watertoevoerslang aan op de aftap- en vulkraan.
2 Open de aftap- en vulkraan.
3 Indien er een automatisch ontluchtingsventiel werd geplaatst,
zorg er dan voor dat deze open is.
4 Vul het watercircuit tot de manometer (ter plaatse te voorzien)
een druk aangeeft van ±2,0 bar.
5 Ontlucht het watercircuit zoveel als mogelijk. Voor installatie-
instructies, zie
"6 Inbedrijfstelling" op
6 Vul het circuit opnieuw tot de druk ±2,0 bar bedraagt.
7 Herhaal stappen 5 en 6 tot alle lucht uit het systeem is ontsnapt
en er geen drukvallen meer zijn.
Installatiehandleiding
10
watervolume
en
waterdebiet
pagina 19.
8 Sluit de aftap- en vulkraan.
9 Koppel de watertoevoerslang los van de aftap- en vulkraan.
4.3.4
De waterleidingen isoleren
De leidingen van het volledige watercircuit MOETEN worden
geïsoleerd om geen condensatie te hebben tijdens het koelen en om
ervoor te zorgen dat de verwarmings- en koelcapaciteit niet
vermindert.
Om ervoor te zorgen dat de waterleidingen buiten tijdens de winter
niet bevriezen, MOET het isolatiemateriaal minstens 13 mm dik zijn
(met λ=0,039 W/mK).
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer
dan 80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm dik
zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te
voorkomen.
Bescherm tijdens de winter de waterleidingen en de afsluiters, zodat
deze niet kunnen bevriezen door verwarmingstape (ter plaatse te
voorzien) er rond te wikkelen. Indien de buitentemperatuur lager dan
–20°C kan worden en er wordt geen verwarmingstape gebruikt,
wordt geadviseerd de afsluiters binnen te monteren.
4.4
De elektrische bedrading
aansluiten
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Gebruik
ALTIJD
een
stroomtoevoerkabel.
4.4.1
De elektrische bekabeling op de
buitenunit aansluiten
1 Verwijder het deksel van de schakelkast. Zie
buitenunit openen" op
pagina 6.
2 Steek de bedrading doorheen de achterzijde van de unit:
a
≥25 mm
a
Kabel voor lage spanningen
b
Kabel voor hoge spanningen
c
Voedingskabel
OPMERKING
De afstand tussen de kabels voor hoge spanning en deze
voor lage spanning moet minstens 25 mm bedragen.
EWAQ+EWYQ006+008BAVP + EK(2)CB07CAV3 +
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen en compacte lucht-water
meeraderige
kabel
als
"4.1.1 De
b
c
EKMBUHCA3V3+9W1
warmtepompen
4P492755-1C – 2018.06