Rijden
62
Rijden op de openbare weg
1
Afb.7
Instrumentenpaneel
1
Machine in rijstand
1
Afb.8
Hoofdbedieningspaneel
1
Machine in rijstand
Bovenwagen in lijn brengen met onderwagen
– Breng de bovenwagen in lijn met de onderwagen. Als de boven-
wagen zich hiermee in lijn bevindt, brandt het lampje, zie afb. 7.
Als dat niet het geval is, knippert het lampje.
1
Druk op toets 1, afb. 8. Als de bovenwagen niet in de juiste
stand staat, begint het lampje te knipperen.
2
Breng de bovenwagen in lijn met het onderstel. Zodra de
bovenwagen in de juiste stand staat, blijft het lampje branden.
3
Wacht twee seconden. De zwenkmotor en het hydraulisch
systeem worden nu geblokkeerd.
4
Controleer de werking van de richtingaanwijzers, remlichten
en positielichten.
– Claxonneer altijd voordat de motor wordt gestart.
BELANGRIJK!
Als het lampje (pos.1, afb. 7) tijdens het rijden begint te knip-
peren, geeft dat aan dat de bovenwagen niet meer in de juiste
stand staat. Stop de machine op de eerst mogelijke locatie
en breng de bovenwagen weer in lijn met de onderwagen.
– Als u de hydraulische vergrendeling wilt deactiveren, drukt u
nogmaals op toets 1 (afb.8). Het lampje gaat uit en het
hydraulische systeem wordt geactiveerd.
Rijden op de openbare weg
– Rijd altijd met de voorzijde voorwaarts (de gestuurde wielen
naar voren).
– Rijd met ingeschakelde verlichting en door de locale wetgeving
en regelgeving vereiste waarschuwingslampen.
– De zwaailamp moet tijdens het rijden altijd worden inge-
schakeld. (Geldt niet voor Duitsland).
– Let op personen die zich in de nabijheid van de machine bev-
inden. Indien u er niet volledig zeker van bent dat u de machine
zonder risico's kunt verplaatsen, laat dan iemand helpen.
– Overschrijd nooit het draagvermogen van bruggen.
– Bedenk dat de gronddruk van de machine sterk afhankelijk is
van de uitrusting en de getransporteerde lading. Stel de maxi-
maal toelaatbare gronddruk vast.
– Houd u altijd aan de verkeersregels die voor de machine van
kracht zijn.
– Denk om de hoogte en de lengte van de uitrusting.
– Indien de machine is voorzien van hydraulische uitrusting, zoals
een hamer of een betonkraker, moeten de cilinders niet dichter
dan 10 cm van hun eindstand worden gebracht.