6
INTERFACING
De UPS is uitgerust met 3 'optieslots' (achterpaneel, 12-14). In de linker sleuf (12) wordt standaard een
RS232/Contactinterfacekaart geïnstalleerd. Zie 5.1. In de middelste sleuf (13) kunnen extra relais- of SNMP-insteekkaarten
worden geïnstalleerd. In de meest rechtse sleuf (14) kan een RPA-insteekkaart worden geïnstalleerd (Redundant Parallel
Architecture).
6.1
RS232/CONTACTINTERFACE
De RS232/Contactinterface (9-pins, sub D, achterpaneel, 12a) maakt geavanceerde communicatie mogelijk tussen de
UPS en bijvoorbeeld een personal computer. Een interfacekit (kabel en software) wordt bij de UPS meegeleverd. De
software ondersteunt de meeste gebruikelijke besturingssystemen, zoals Novell, UNIX, VMS, Windows, IBM OS/2, LINUX.
De software heeft een modulaire en gelaagde architectuur en werkt in diverse netwerkomgevingen: stand-alone, multi-
vendor-netwerken en omvangrijke beheerde netwerken.
Tijdens een storing in de netspanning onderneemt de UPS-software een aantal acties: processen worden stopgezet,
geopende bestanden worden afgesloten en onbeheerde systemen worden op een gecontroleerde manier afgesloten.
Zodra de netspanning terugkeert, zullen de systemen automatisch herstarten en zo spoedig mogelijk weer draaien.
Neem voor meer informatie over de connectiviteitsproducten van GE Digital Energy™ contact op met uw leverancier of
raadpleeg onze website: www.gedigitalenergy.com.
Pin #
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Contactinterface: Max. 48V/30mA
6.2
NOODSTOP
De noodstopconnector bevindt zich op de RS232/Contactinterfacekaart (12). Controleer of de UPS is uitgeschakeld en
haal de kaart uit de unit*. Verwijder de draad van connector J3 (pin 3 en 4). Installeer de bedrading van een normaal
gesloten contact op connector J3 (pin 3 en 4). Plaats de RS232-interfacekaart terug. Als het contact wordt geopend
tijdens normaal bedrijf van de UPS, zal de UPS zichzelf uitschakelen. Om de unit te herstarten, moet de verbinding worden
hersteld en moet de UPS worden uitgeschakeld en weer ingeschakeld.
* Als de kaart wordt verwijderd tijdens normaal bedrijf, zal de UPS zichzelf uitschakelen.
6.3
RELAISKAART (OPTIE)
De relais-insteekkaart kan worden geïnstalleerd in de middelste sleuf (achterpaneel, 13). De kaart is voorzien van vier
potentiaalvrije contacten voor: batterijspanning laag, bypass actief, netstoring en algemeen alarm. Zie voor meer
informatie de gebruikershandleiding die met de kaart wordt meegeleverd.
6.4
SNMP-INTERFACE (OPTIE)
Deze SNMP-insteekkaart kan worden geïnstalleerd in de middelste sleuf (achterpaneel, 13). Deze maakt de UPS 'SNMP-
beheerbaar': de data-interface kan rechtstreeks worden aangesloten op een Ethernet-netwerk (thin coax, twisted pair,
AUI). Zie voor meer informatie de gebruikershandleiding die met de kaart wordt meegeleverd. Indien deze optie wordt
gebruikt, is de RS232-communicatielink niet langer beschikbaar.
wijzigingen voorbehouden
Functie
Batterijspanning laag
Seriële data uit
Seriële data in/UPS afsluiten
Niet gebruikt
Massa
Bypass actief
Plug&Play / RTS
Storing in de netspanning
Algemeen alarm
30
Fig. 14. RS232 / Contactinterface
Gebruikershandeiding LP31T 5 - 6 – 8 - 10 kVA UPS 5.0 (NL)