6.7 Pompcapaciteit
Als de aanbevolen pompinstelling niet de gewenste warmtedistributie geeft in de kamers van het huis, wijzig dan de pompinstelling naar
het getoonde alternatief.
Relatie tussen pompinstelling en pompcapaciteit.
Afbeelding
18
laat door middel van curven de relatie zien tussen pompinstelling en pompcapaciteit. Zie ook paragraaf
11.
Capaciteitscurven.
Afb. 18 Pompinstelling in relatie tot pompcapaciteit
Instelling
Pompcurve
Fabrieksinstel-
Hoogste tot laagste pro-
ling
portionele drukcurve
AUTO
ADAPT
Laagste proportionele
PP1
drukcurve
Tussenliggende proporti-
PP2
onele drukcurve
Hoogste proportionele
PP3
drukcurve
Laagste constante druk-
CP1
curve
Tussenliggende con-
CP2
stante drukcurve
Hoogste constante druk-
CP3
curve
III
Toerental III
II
Toerental II
I
Toerental I
Automatische nachtver-
laging of handmatige
zomerstand
I
Functie
De AUTO
-functie stelt de pomp in staat om de pompcapaciteit automatisch te regelen binnen een vast-
ADAPT
gesteld capaciteitsbereik. Zie afb. 18.
• De pompcapaciteit aanpassen aan de grootte van het systeem.
• De pompcapaciteit aanpassen aan variaties in de belasting.
Bij AUTO
wordt de pomp ingesteld op regeling op basis van proportionele druk.
ADAPT
Het werkpunt van de pomp zal naar boven of beneden verschuiven op de laagste proportionele drukcurve naar
gelang de warmtevraag. Zie afb. 18.
De opvoerhoogte daalt bij een dalende warmtevraag en stijgt bij een stijgende warmtevraag.
Het werkpunt van de pomp zal naar boven of beneden verschuiven op de tussenliggende proportionele druk-
curve naar gelang de warmtevraag. Zie afb. 18.
De opvoerhoogte daalt bij een dalende warmtevraag en stijgt bij een stijgende warmtevraag.
Het werkpunt van de pomp zal naar boven of beneden verschuiven op de hoogste proportionele drukcurve
naar gelang de warmtevraag. Zie afb. 18.
De opvoerhoogte daalt bij een dalende warmtevraag en stijgt bij een stijgende warmtevraag.
Het werkpunt van de pomp zal naar buiten of binnen verschuiven op de laagste constante drukcurve naar
gelang de warmtevraag in het systeem. Zie afb. 18.
De opvoerhoogte wordt constant gehouden, onafhankelijk van de warmtevraag.
Het werkpunt van de pomp zal naar buiten of binnen verschuiven op de tussenliggende constante drukcurve
naar gelang de warmtevraag in het systeem. Zie afb. 18.
De opvoerhoogte wordt constant gehouden, onafhankelijk van de warmtevraag.
Het werkpunt van de pomp zal naar buiten of binnen verschuiven op de hoogste constante drukcurve naar
gelang de warmtevraag in het systeem. Zie afb. 18.
De opvoerhoogte wordt constant gehouden, onafhankelijk van de warmtevraag.
De pomp werkt met bedrijf op basis van constante curve, wat betekent dat deze werkt met een constant toe-
rental.
Bij toerental III is de pomp ingesteld om onder alle omstandigheden op de maximale curve te werken. Zie afb.
18.
U kunt de pomp snel ontluchten door deze korte tijd op toerental III in te stellen. Zie paragraaf
ontluchten.
De pomp werkt met bedrijf op basis van constante curve, wat betekent dat deze werkt met een constant toe-
rental.
Bij toerental II is de pomp ingesteld om onder alle omstandigheden op de tussenliggende curve te werken. Zie
afb. 18.
De pomp werkt met bedrijf op basis van constante curve, wat betekent dat deze werkt met een constant toe-
rental.
Bij toerental I is de pomp ingesteld om onder alle omstandigheden op de minimale curve te werken. Zie afb. 18.
De pomp schakelt over naar de curve voor automatische nachtverlaging, mits aan bepaalde voorwaarden
wordt voldaan.
PP3
CP3
PP2
CP2
PP1
CP1
III
II
4.3 De pomp
13