Om
een
voldoende
garanderen, mag de buis niet langer zijn dan ongeveer
3m en niet te veel bochten hebben. Deze buis moet een
minimumdiameter van 5 cm hebben. (Hoe groter, hoe
beter). Wanneer de buis eindigt in openlucht, moet er op
het eind een bocht van 90° met een windkap zitten ( zie
figuur 4).
Figuur 4: Windbescherming van de luchttoevoerbuis
De volgende tabel geeft de toepasselijke afmetingen van
het luchttoevoerbuiswerk aan:
Diameter lucht-
Maximum-
toevoerbuis *
lengte *
50 mm
70 mm
100 mm
*Met een platte buis of soortgelijke moet een geschikte
diameter gekozen worden.
Wanneer de buizen smaller zijn dan deze afmetingen,
kan
het
zijn
dat
het
onvoldoende is. Dit zal resulteren in een grotere
ophoping van slak in het verbrandingsrooster en dus in
veiligheidsuitschakelingen.
Aansluiting op het elektriciteitsnet:
Sluit de kachel aan op het elektriciteitsnet met de
bijgeleverde voedingskabel (zie figuur 1).
4. Functionele eigenschappen van de kachel
Uw pelletkachel is ontworpen om zodanig te werken dat
ze een constante comfortabele kamertemperatuur kan
aanhouden. De productie van warmte in de kachel wordt
zodoende automatisch aangepast aan de gewenste
kamertemperatuur (doeltemperatuur), ingesteld door de
gebruiker. Afhankelijk van het verschil tussen de
doeltemperatuur
en
de
(huidige temperatuur) selecteert de besturingseenheid
modulair het vermogen of de "Standby"-modus. De
pelletkachel verzekert op deze manier de best mogelijke
aanpassing van het verbrandingsgedrag aan de situatie
6
hoeveelheid
luchttoevoer
Max. aantal 90° -
bochten
0.5 m
1
1 m
1
3 m
3
volume
verbrandingslucht
huidige
kamertemperatuur
te
van de kamer waarin ze is geïnstalleerd, zonder dat u
voortdurend handmatig moet bijsturen.
5. De werkingsstatussen van de kachel
De werking van de kachel wordt gekenmerkt door 8
werkingsstatussen:
De
ontstekingsfase
kamertemperatuur
doeltemperatuur en de kachel afgekoeld is tot een
temperatuur onder 70° C.
5.1. Ontstekingsfase ("Ignition phase")
In de ontstekingsfase wordt het verbrandingsrooster
gevuld met een precies bepaalde hoeveelheid brandstof
en
deze
hoeveelheid
gloeiontsteker.
De ontstekingsfase, die verdeeld is in 10 zones, eindigt
nadat een precies bepaalde temperatuur aan de
vlamtemperatuursensor
besturingseenheid
verwarmingsmodus.
De duur van de ontstekingsfase kan variëren, maar is
beperkt tot een maximale lengte van ongeveer 20
minuten.
Wanneer tijdens deze 20 minuten geen vlam wordt
gevormd of de vereiste temperatuur wordt niet bereikt
aan de vlamtemperatuursensor – rookgas, dan wordt
een veiligheidsuitschakeling ingezet.
5.2. Verwarmingsmodus ("Heating mode")
Na
een
succesvolle
ontstekingsfase schakelt de kachel automatisch over op
de verwarmingsmodus.
In de verwarmingsmodus wordt de warmteafgifte van de
kachel
modulair
kamertemperatuur of het verschil tussen de huidige
kamertemperatuur en de doelkamertemperatuur.
Als
er
een
doelkamertemperatuur en de huidige kamertemperatuur,
dan zal de kachel met een hoger vermogen werken
(max. 8 kW).
Hoe dichter de huidige kamertemperatuur komt bij de
doelkamertemperatuur, hoe meer het vermogen van de
kachel verlaagd zal worden (min. 2,5 kW).
Afhankelijk van de vereiste warmteafgifte zal een
toepasselijke hoeveelheid brandstof aan een regelmatig
tempo worden voorzien via de pelletvalschacht naar het
verbrandingsrooster d.m.v. de aanvoervijzel.
Tijdens de verwarmingsmodus wordt de vlam- of
verbrandingskamertemperatuur gemeten juist boven de
vlam m.b.v. een speciale thermosensor, waarvan de
signalen worden verwerkt in de besturingseenheid en de
basis vormen voor de relatie tussen het energieniveau in
het verbrandingsrooster en het opgenomen volume
verbrandingslucht, wat een ideale verbranding en een
hoog rendement verzekert.
Tijdens de verwarmingsmodus wordt de draaisnelheid
van
de
rookgasventilator
begint
wanneer
1° C
zakt onder
de
wordt
ontstoken
werd
bereikt
overschakelt
vervolmaking
aangepast
op
basis
groot
verschil
is
gecontroleerd
de
huidige
ingestelde
met
een
en
de
op
de
van
de
van
de
tussen
de
d.m.v.