• Wanneer er meerdere noten zijn voor een stap is de werking als
volgt:
– TOONHOOGTE: de geïnterpoleerde waarde voor
– GATE:
– SNELHEID:
• Voor de noot waarop interpolatie is toegepast, wordt de waarde voor
VERSCHUIVING op 0 gezet.
INTERPOLATIE gebruiken
1 Druk op de knop [PITCH], [GATE] of [VELOCITY].
Het licht in de knop waarop u gedrukt hebt, wordt oranje.
• Wanneer aan het einde de Trigger-modus wordt geselecteerd, kunt u de
waarde voor TOONHOOGTE, GATE of SNELHEID interpoleren.
• Wanneer aan het einde de CC-modus wordt geselecteerd, kunt u de
regelwaarde van CC1, CC2 of CC3 interpoleren.
2 Houd de pad ingedrukt om het begin-, middelste of eindpunt voor
de interpolatie in te stellen en draai aan de draaiknop rechts naast
de in stap 1 ingedrukte knop.
Op het display wordt de waarde van de parameter getoond. De pads waarop
het begin-, middelste en eindpunt zijn ingesteld, worden wit.
• Daarnaast kunnen nog tot 5 punten (begin, eind en tot 3 punten daartussen)
worden ingevoegd.
• Om het begin-, middelste of eindpunt te verwijderen, drukt u op de pad die
de stap met het punt bevat. Het licht in de pad wordt gedimd.
Gedeelte voor stapbewerking
TOONHOOGTE wordt toegepast op noot 1. De
waarden voor TOONHOOGTE voor noten 2 tot
en met 8 worden niet gebruikt.
de geïnterpoleerde GATE-waarde wordt
toegepast op alle noten.
de geïnterpoleerde waarde voor SNELHEID
wordt toegepast op alle noten.
72
Nl