4
Kabelinvoeringen
Kabelinvoeringen boven
Kabelinvoeringen onder
+
Afb. 8: Kabelinvoeringen
Beschadiging mogelijk
De verbindingskabels niet tussen BMC en uitbreidingsbehuizingen inklemmen of beschadigen. De
behuizingen
verbindingselementen zijn niet geschikt om alleen het gewicht van de onderste behuizing te dragen.
Kortsluitingsgevaar
Alle stroom- en signaalkabels met geschikt bevestigingsmateriaal, zoals bijv. kunststof kabelbinders,
tegen verschuiving zekeren. Hierbij absoluut in acht nemen, dat de netstroomaansluitkabel door
verschuiving niet met de signaalkabels (SIKA) in contact kan komen. Werkzaamheden aan het
brandmeldsysteem zijn alleen toegestaan in spanningsloze toestand (net- en noodstroomverzorging).
Isolatie van de aansluitkabels
De externe kabelomhulling van alle aansluitkabels tot in de behuizing invoeren en de isolatie alleen in
de behuizing verwijderen.
FB 798227.NL0 / 05.13
N L1 PE
moeten
individueel
•
Voor netstroomvoorziening en signaalkabels altijd
separate kabelinvoeringen gebruiken.
•
De kabels aan de "onderkant (OK)" door de
kabelinvoeringen van de behuizingsachterkant
voeren en met geschikt bevestigingsmateriaal,
zoals bijv. kunststof kabelbinders, bevestigen
(trekontlasting).
•
Voldoende kabellengte voorzien voor het
aansluiten.
•
De kabels aan de "bovenkant (BK)" door de
kabelinvoeringen van de behuizingsachterkant
voeren en met geschikt bevestigingsmateriaal,
zoals bijv. kunststof kabelbinders, bevestigen
(trekontlasting).
•
Behuizing zonder behuizingsdeur monteren.
•
Behuizingsplaten verwijderen.
•
De breekpunten van de kabelinvoeringen met
geschikt gereedschap uit de behuizingsplaten
verwijderen.
•
Snijvlakken en breekkanten ontbramen.
•
Voor netstroomvoorziening en signaalkabels altijd
separate kabelinvoeringen gebruiken.
•
Voldoende kabellengte voorzien voor het
aansluiten.
•
Behuizingsplaten plaatsen, zonder de kabels af te
klemmen of te beschadigen.
op
het
montageoppervlak
Brandmeldcentrale ES Line
bevestigd
worden.
De
11