Gebruiken van automatische begeleiding
4.
Selecteer d.m.v. de instrumentdeeltoetsen
(
ck
tot en met
cr
enz.) die u wilt bewerken.
De naam van het onderdeel dat u selecteert, verschijnt
op het display. Ritmepatronen bestaan uit de acht
hieronder getoonde onderdelen.
ck
cl
cm
Drums Slagwerk
Bas
• De toetsoplichting verandert niet wanneer u drukt op
de instrumentdeeltoetsen (
toetsbelichting geeft aan of er begeleidingsdata is die
correspondeert met elk onderdeel.
Voorbeeld: Wanneer bas geselecteerd is
Instrumentdeelnaam
5.
Bewerk het geselecteerde onderdeel naar
wens.
De onderstaande tabel geeft een beschrijving van de
parameters die u kunt bewerken.
• Selecteer d.m.v. de
parameter en de
bt
ervan te veranderen. U kunt ook snelkoppeltoetsen
gebruiken (zie onderstaande tabel) om parameters te
selecteren.
• Door tegelijkertijd indrukken van de
toetsen wordt de op dat moment geselecteerde
parameter teruggesteld naar de oorspronkelijke
default instelling.
• Door tijdens een montagebewerking op de
(START/STOP) toets te drukken wordt het
begeleidingspatroon weergegeven samen met de
montages die u tot op dat punt gemaakt had. Door op
de
7
(ACCOMP ON/OFF) toets te drukken wordt
enkel het instrumentdeel weergegeven dat u aan het
monteren bent.
De procedure wordt voortgezet op pagina D-23.
D-22
) de onderdelen (drums, bas
cn
co
cp
cq
Akkoord
Akkoord
Akkoord
Akkoord
1
2
3
4
Onderdelen
ck
tot en met
cr
). De
ct
(u) en
dk
(i) toetsen een
(w, q) toetsen om de instelling
(w, q)
bt
6
Parameter
Rhythm
Select (rit-
meselectie):
cr
Ritme
Akkoord
Tone
5
Select
(toonselec-
tie):
Toon
Prt:
Onderdeel
aan/uit
Vol:
Volumeni-
veau
Pan:
Panning
(positie)
Reverb:
Nagalm
Chorus:
Zweving
*1 Door de deelbegeleidingsdata te vervangen worden alle
montages gewist die tot op dat punt gemaakt waren bij de
op dat moment geselecteerde begeleidingsdata.
*2 Achtereenvolgende nummers beginnen bij 001 hetgeen
het eerste ritme is van de eerste groep (POPS/JAZZ). Zie
de "Toonlijst" (pagina A-1) en "Ritmelijst" (pagina A-4)
voor informatie betreffende het nummeringsysteem.
*3 Wanneer het een intropatroon of eindpatroon betreft, als
een ritme wordt gespecificeerd voor één onderdeel (drum,
bas, enz.) dan zal hetzelfde ritme automatisch worden
gespecificeerd voor alle andere onderdelen van het patroon.
*4 Enkel drumsetklanken (toonnummers 237 tot en met 250)
kunnen geselecteerd worden voor de drum- en percussie
onderdelen. Drumsetklanken kunnen niet worden
geselecteerd voor de bas en de akkoord 1 tot en met 5
onderdelen.
*5 Een kleine waarde verschuift naar links, terwijl een
grotere waarde naar rechts verschuift. Een waarde van
nul specificeert het midden.
Omschrijving
Instelling
Vervangt de
bewerkingsdata
001 tot en met
van het onderdeel
190:
(drum, bas, enz.)
Ritmenummer
met dat van het
*2 *3
gespecificeerde
*1
ritmenummer.
Schakelt de
deeltoon
001 tot en met
(instrument) over
250:
naar dat van het
Toonnummers
*2 *4
gespecificeerde
toonnummer.
OFF (uit):
Dempt het
Schakelt elk
onderdeel.
onderdeel aan of
ON (aan):
uit.
Doet het
onderdeel
klinken.
Regelt het
000 tot en met
volumeniveau van
127
elk onderdeel.
Regelt of het geluid
van het onderdeel
–64 tot 0 tot 63
gehoord kan worden
*5
van de linker of
rechter kant.
Regelt het niveau
van het
nagalmeffect
000 tot en met
(pagina D-13) dat
127
uitgeoefend wordt
op de deelnoten.
Regelt het niveau
van het
zwevingeffect
000 tot en met
(pagina D-13) dat
127
uitgeoefend wordt
op de deelnoten.
Snel-
koppel-
toets
bm
bn
bo
bp