Opheffen van storingen
Opheffen van storingen AQUATOP T LOGON B WP61
Storing
106 Brontemperatuur te laag
106 Brontemperatuur te laag
107 Heetgas compressor
146 Instelling sensor
configuratie
222 HD bij WP functie
223 HD bij start HK
32
Oorzaak
S-W WP
Te lage zoutwater uitvoertemperaturen
(Parameter 2816, -8 °C)
A1 Geringe volumestroom
A2 Sonde slecht gevuld
A3 Sonde-instelling niet in orde
A4 Schuif gesloten
A5 Pomp loopt niet
A6 Sonde ondergedimensioneerd
A7 Sonde werd overbelast
W-W WP
Terwijl de warmtepomp loopt en de bron
invoertemperatuur van de warmtepomp kleiner
dan 3 °C is, wordt vorstbescherming ingesteld.
A
Sensor defect
B
Te geringe grondwatervolumestroom
C
Warmtewisselaar voor systeemscheiding
vervuild of verkeerd gedimensioneerd
Heetgastemperatuur (B81) te hoog
A
Te weinig koelvloeistof
B
Compressor lek
C
Filterdroger vuil
D
Systeemtemperatuur te hoog ingesteld
A
Aangesloten sensors passen niet bij de
ingegeven functie van de programmeerbare
Aan/Uitgangen.
Werking op contact E10 op LOGON B WP61
Hogedrukstoring bij functie van de warmtepomp
Hogedruk-pressostaat in koelcircuit is gestart.
Warmte kan niet worden afgegeven.
A
In verwarmingsbedrijf
A1 Niet goed functionerende doorstroming
A2 Schuif gesloten, terugslagkleppen sluiten niet
A3 Verwarmings- of tapwatercirculatiepomp
loopt niet.
A4 Overstroomklep ontbreekt of verkeerd
ingesteld
A5 Verwarmingscurve te hoog ingesteld
Wanneer zich een storing voordoet resp. een fout
plaatst de module de betreffende eenheid in
veiligheidspositie.
Werking op contact E 10 op LOGON B WP61
Hogedrukstoring bij de start van de warmtepomp.
A
Te koud water in systeem (onder 10 ºC
Opheffen, maatregelen
A1 Vermogen van de zoutwaterpomp controleren
(∆T=3-4K)
A2 Sonde ontluchten
A3 Doorstromingsregulering instellen
A4 Schuif openen
A5 Thermorelais, fasen en relais controleren
A6 Bedrijfsuren van de compressor sinds IBN
controleren, moet in een jaar niet boven de
1800 h liggen (verkeerde dimensionering of
overbelasting, melding)
A1 Sensor B92 op functie controleren
B1 Filter op vervuiling controleren
B2 Verdamper op vervuiling controleren
B4 Waterhoeveelheid van de put of zoutwaterkring
te gering, in functie temperatuurverschil tussen
bron invoer en uitvoer controleren (∆T=3-4K)
B5 Temperatuurverschil tussen secundair en
primairkring controleren (∆T=ca 2-3k), eventueel
reinigen, pompinstellingen controleren.
C
Bij aanwezige tussenkring de functiewijze van
de tussenkring controleren, platenwisselaar op
vervuiling controleren.
A
Hoeveelheid koelmiddel controleren
B
Compressor vervangen
C
Temperatuurverschil tussen filterdrogeringang –
en uitgang controleren (∆Tmax=3)
In deze gevallen moet de koeltechnicus erbij
worden geroepen.
D
Systeemtemperatuurinstelling controleren.
Verwarmingscurve en TWW-temperatuur moet
binnen de warmtepompgebruiksgrens zijn!
A
Sensorinstelling controleren
A1 Geprogrammeerde functie op QX-uitgangen
controleren
A2 Installatieconfiguratie via controlenummers
controleren
A1 Controle doorstroming warm water (∆T=5-10K)
A2 Schuif openen. Terugslagkleppen en 3-weg
schakelkleppen controleren
A3 Pomp op functie controleren, weer in functie
plaatsen eventueel pomp verwisselen.
A4 Overloopklep monteren. Instelprocedure herhalen
A5 Verwarmingscurve lager zetten
B
Indien A kan worden uitgesloten, zou de
hoeveelheid koelvloeistof te hoog zijn.
In dit geval moet de koeltechnicus worden geroepen.
A
Onder 10 ºC met elektrische unit temperatuur in
systeem verhogen.