I N S TA L L AT I E
6�3 Eerste configuratie
Afhankelijk van het type installatie moet de beste configuratie worden geselecteerd voor de werking van de ka-
chel. Voordat u verder gaat, moet u de kachel inschakelen.
Gebruik de pijlknoppen om tussen de pictogrammen te scrollen tot u het setup-menu bereikt
a) Gebruik de
b) Gebruik de
knop om het wachtwoord "7" te selecteren druk vervolgens op
c) Gebruik de
d) Druk op
en voer de waarde "54" in met behulp van de
e) Druk op
ter bevestiging;
f ) De huidige configuratie wordt getoond;
g) Om de configuratie te wijzigen, drukt u op
van de
knoppen;
h) Druk op
ter bevestiging.
!Let op Nadat u de configuratie hebt gewijzigd, kan gedurende enkele seconden een melding van een communi-
catiefout worden weergegeven; negeer deze melding en schakel de kachel uit met behulp van de veili-
gheidsschakelaar aan de achterkant; wacht enkele seconden en zet de kachel weer aan�
ER ZIJN VIJF VERSCHILLENDE CONFIGURATIES BESCHIKBAAR:
CONFIGURATIE 1
Stel deze configuratie in wanneer de kachel wordt aangestuurd door een externe thermostaat (of klokthermostaat).
Deze configuratie kan ook worden gebruikt om de kachel handmatig of met de klok aan en uit te zetten, zonder
gebruik te maken van een externe thermostaat, maar door de twee terminals met elkaar verbonden te laten vol-
gens de fabrieksinstelling.
In deze configuratie wordt de kachel uitgeschakeld wanneer de instelling van de externe thermostaat wordt be-
reikt of wordt de uitvoer aangepast (om het brandstofverbruik te minimaliseren) wanneer de ingestelde watertem-
peratuur wordt bereikt.
De kachel wordt ook uitgeschakeld wanneer de temperatuur van het water blijft stijgen ondanks de aanpassing. In
dit geval zal de kachel alleen worden ingeschakeld wanneer het verschil tussen de ingestelde temperatuur en de
werkelijke temperatuur meer is dan 20°C.
In deze configuratie wordt daarom aanbevolen een hoge water-temperatuur in te stellen (bijv. 70°C).
CONFIGURATIE 2
Stel deze configuratie in om de kachel handmatig of met de klok aan en uit te zetten wanneer de kachel recht-
streeks is verbonden met de radiatoren van de centrale verwarming.
De kachel zal de uitvoer aanpassen op basis van de kamertemperatuur die wordt gemeten door de sensor op de
kachel.
De "Eco-stand"-functie kan worden gebruikt om de kachel aan of uit te zetten op basis van de ingestelde
kamertemperatuur�
In deze configuratie kan ook de functie vorstbescherming worden ingesteld.
CONFIGURATIE 3
Stel deze configuratie in wanneer u de kachel wilt verbinden met een buffervat met spiraal.
De kachel zal worden aangestuurd (aan en uit worden geschakeld) op basis van de temperatuur die wordt geme-
ten door de sensor in het buffervat.
In deze configuratie kan ook de functie vorstbescherming worden ingesteld.
CONFIGURATIE 4
Stel deze configuratie in wanneer u de kachel wilt verbinden met een buffervat zonder spiraal.
De kachel zal worden ingeschakeld op basis van de temperatuur die wordt gemeten door de sensor in het buffer-
vat en zal worden uitgeschakeld op basis van de retourtemperatuur van de kachel.
In deze configuratie kan ook de functie vorstbescherming worden ingesteld.
CONFIGURATIE 5
Stel deze configuratie alleen in combinatie met het Everspring-systeem in.
De kachel zal de uitvoer aanpassen op basis van de omgevingstemperatuur die wordt gemeten door de sensor op
het Everspring-systeem. Ook zal het mogelijk zijn om verschillende ventilatieniveaus van Everspring in te stellen,
rechtstreeks vanaf de kachel. In de zomer-stand kan de kachel een koelsysteem activeren (indien geïnstalleerd) dat
is gekoppeld aan het Everspring-systeem.
De Eco-stand-functie kan worden ingesteld om ervoor te zorgen dat de kachel wordt uitgeschakeld of opnieuw wordt
ingeschakeld op basis van de kamertemperatuur.
knoppen om naar het setup-menu te gaan
knoppen om naar submenu [30] te gaan en dit te selecteren [30]; " --0" knippert op de display;
en voert u de waarde in van de nieuwe configuratie met behulp
;
en druk op
;
ter bevestiging;
knoppen;
13
NL