In geval er in dezelfde ruimte ook andere verwarmingsapparatuur is geïnstalleerd, moeten de ventilatiekanalen
ervoor zorgen dat de benodigde hoeveelheid lucht wordt toegevoerd voor de juiste werking van alle apparatuur.
Wanneer één of meerdere afzuigventilatoren (afzuigkappen) zijn geïnstalleerd en werken in de ruimte waar de ka-
chel zicht bevindt, kunnen er verbrandingsproblemen optreden als gevolg van een gebrek aan verbrandingslucht.
Om ervoor te zorgen dat er lucht wordt toegevoerd, kunt u:
- een gat maken in de muur voor de toevoer van lucht en de kachel lucht laten halen uit de omgeving. In dit geval
moet u er echter voor zorgen dat u op de luchttoevoer het geribbelde stukje buis aansluit (indien aanwezig),
door dit te bevestigen met de meegeleverde klem en het iets naar beneden te buigen. (Fig. 5.5);
- de inlaat voor de verbrandingslucht van de kachel aansluiten op de ventilatie-opening met behulp van een
speciale buis (Fig. 5.6).
5�5 Rookgasafvoer
De kachel werkt met negatieve druk in de verbrandingskamer. Daarom moet de rookgas-afvoerluchtdicht zijn.
De kachel moet worden aangesloten op een eigen afzonderlijk rookgas-afvoersysteem dat in staat is voldoende
verspreiding in de atmosfeer te garanderen van de bij-producten van de verbranding.
De onderdelen die deel uitmaken van het rookgas-afvoersysteem moeten geschikt zijn voor de specifieke
gebruiksomstandigheden en moeten zijn voorzien van de CE-markering.
Het rookkanaal moet een inwendige diameter hebben die gelijk is aan die van de afvoer van de kachel.
Gebruik 0Pa voor de afmetingen van het rookkanaal.
Het rookkanaal moet naar behoren worden geïsoleerd (bijvoorbeeld met steenwol) of moet worden opgebouwd
uit dubbelwandige stalen buizen, met uitzondering van het
eerste verticale deel in de installatie-ruimte.
!Let op Een eerste verticale buis van minimaal 1,5 meter zorgt voor de
juiste afvoer van rookgas.
In het hele rookkanaal moeten tenminste drie wijzigingen in
richting zitten naast de aansluiting van het rookkanaal op de
achterkant van de kachel, waarvoor gebruik moet worden
gemaakt van bochten van 45 of 90° of van T-stukken.
Gebruik altijd een T-stuk met een inspectiedeksel (B) bij alle
horizontale of verticale wijzigingen in de richting van het
rookkanaal.
Aan de onderkant van het T-stuk moet een
buis worden aangesloten om het rook-
condensaat af te voeren dat kan
worden gevormd in de rookgasafvoer.
De aansluiting moet worden afgedicht
(Fig. 5.7b).
De maximale lengte van de horizontale
buizen is 2-3 m met een opwaartse
helling van 3-5% (Fig. 5.7a).
Veranker het rookkanaal aan de muur
met speciale kragen.
NL
10
C
G
S
Fig� 5�4
Fig� 5�5
Fig� 5�7a
I N S TA L L AT I E
Fig� 5�6
B
B
B
Fig� 5�7b