GIDS VOOR HET OPSPOREN VAN FOUTEN
De machine oververhit.
Accu laadt niet.
De machine beweegt langzaam, ongelijk,
of helemaal niet.
Maaidek schakelt niet in.
Ongelijke maairesultaten.
•
Verstopte luchtinlaat of koelribben.
•
Motor overbelast.
•
Slechte ventilatie rond motor.
•
Kapotte toerentalregelaar.
•
Roet in de verbrandingskamer.
•
Te weinig of geen olie in de motor.
•
Waterpomp werkt niet.
•
Koelsysteem verstopt.
•
Koelvloeistofpeil laag.
•
Slecht contact met klemmen voor
kabelaansluitingen.
•
Parkeerrem geactiveerd.
•
Luchtklep op pomp open.
•
Aandrijfriem van de pomp hangt slap of is eraf
gelopen.
•
Kapot hydraulisch systeem.
•
Lucht in het hydraulisch systeem.
•
Aandrijfriem van maaidek is losgekomen.
•
Contact voor de elektrische koppeling is
losgeraakt.
•
De hendel om het maaidek in te schakelen is
kapot of is los van het kabelcontact.
•
De zekering is gesprongen.
•
Verschillende bandenspanning in banden aan
linker en rechterkant.
•
Gebogen messen.
•
De kettingen waar het maaidek in hangt zijn
ongelijk.
•
De messen zijn bot.
•
Rijsnelheid te hoog.
•
Het gras is te lang.
•
Er zit gras onder het maaidek.
45