INLEIDING
CAN, ofwel Controller Area Network, is een foutvrije seriële gegevenscommunicatiebus voor real-time
regeltoepassingen. CAN messaging in de landbouw werkt met een gegevenssnelheid van 250 kilobit per
seconde. Het CAN protocol heeft ook uitstekende foutdetectie en foutbeperking, waardoor het geschikt
en betrouwbaar voor landbouwtoepassingen is.
In CAN toep assingen kunnen aanvullende producten te allen tijde gemakkelijk aan een regelsysteem
worden toegevoegd. De SCS 4000 /5000 staan maximaal drie producten in het regelsysteem toe. De producten
kunnen een combinatie van vloeistof-, korrel-, chemicaliëninspuit- of strooiregeltoepassingen zijn.
Er zijn twee CAN terminators (P/N 063-0172-369) vereist om de CAN buslijnen zo te beëindigen dat
optimale signaalintegriteit wordt verschaf t. De terminators moeten zich aan elk einde van de CAN bus
bevinden. De "T" kabel van de CAN voedingsadapter (P/N 1 15-0171-368) moet nabij de voorkant van de
bus worden geplaatst met één einde afgesloten. De CAN voeding, verkregen van geschakelde voeding,
loopt door de hele bus om als een scherm dienst te doen.
Om producten aan het systeem toe te voegen, verwijdert u de terminator uit het einde van de CAN bus,
maakt u een verbinding in de CAN bus met een "T" verlengkabel (P/N 1 1 5-0171-326 [6 ft], 115-0171-362
[12 ft], 115-0171-363 [24 ft] of 1 15-0171-364 [6 inch]), verschaf t u hoge stroom (indien van toepassing) en
voeding voor de logische schakelingen van het regelknooppunt via de regelknooppuntkabel, maakt u een
verbinding met de juiste sensoren en kleppen (indien van toep assing) en brengt u de terminator weer op
het einde van de CAN bus aan. De stroom voor de CAN knooppunt(en) moet van een geschakelde
stroombron worden verkregen die de vereiste stroom voor het (de) knooppunt(en) aan kan. De vereiste
stroom kan worden geschat op grond van de toelaatbare belasting van de zekering in de voedingsdraden.
Relais P/N 415-1001-009 kan maximaal 40 A bieden en moet zoals in de volgende schema' s worden
bedraad. De knooppunt(en) worden automatisch herkend wanneer de console wordt ge-reboot.
Hoewel het besturingsalgoritme, ofwel het "brein", zich in het CAN knooppunt bevindt, zijn alle zelfde
technieken voor het opsporen van storingen, die in een traditioneel bedraad systeem worden gebruikt,
nog steeds van toepassing. CAN maakt modulaire opbouw van het regelsysteem mogelijk maar het
gedrag van de systemen blijf t hetzelfde. S troom- en snelheidssensoren, evenals de regelklep en giekklepen,
worden op dezelfde manier gebruikt.
De volgende schema' s tonen afzonderlijke regelmodules die aan het CAN systeem kunnen worden
toegevoegd. Voor het verbinden van meerdere CAN modules verbindt u de modules in serie en plaat st u
een terminator aan het einde van de CAN bus.
PROCEDURE VOOR OPNIEUW
AANSPREKEN V AN CAN
PRODUCTREGELKNOOPPUNTEN
Selecteer "PRESS ENTER
TO READDRESS PROD NODES" (DRUK OP
ENTER OM
PRODUCTKNOOPPUNTEN OPNIEUW AAN TE SPREKEN) in het submenu CAN van DATA MENU en
druk op ENTER. Op de console verschijnt "REBOOT NODES IN SEQNC, PRESS ENTER WHEN DONE"
(REBOOT KNOOPPUNTEN OP VOLGORDE, DRUK OP ENTER W ANNEER U KLAAR BENT). Nu
horen de CAN productregelknooppunten ge-reboot of opnieuw aangezet te worden. Om bijvoorbeeld
productregelknooppunt 1 toe te wijzen, reboot u eerst het gewenste knooppunt; het productregelknooppunt
dient als tweede te worden ge-reboot enz. Om een regelknooppunt te rebooten, koppelt u de
voedingsconnector naar het knooppunt los of trekt u aan de zekering op de stroomdraad van de logische
schakelingen (gewoonlijk de zekering van 5 A) en wacht u enkele seconden voordat u deze weer aansluit.
Wanneer alle productregelknooppunten ge-reboot zijn, drukt u op ENTER op de console om het bedrijf te
44
hervatten.