Bedieningselementen
A
Toets Aan/Uit
Om het hele apparaat in en uit te schakelen.
B
Alarmtoets
Om het alarmsignaal uit te schakelen (zie
hoofdstuk „Alarm function").
C
Display
Op het display worden de temperaturen
in de koelruimte aangegeven. Geactiveerde
speciale functies worden met symbolen
aangegeven.
In de setup-modus worden beschikbare menu's
en de instelopties op het display aangegeven,
zie het hoofdstuk „Speciale functies".
D
Keuzetoetsen
De temperatuurinstelling wordt met
de keuzetoetsen geactiveerd (zie hoofdstuk
„Instellen van de temperatuur").
Om een menu in de setup-modus te kiezen, (zie
het hoofdstuk „Speciale functies").
E
Insteltoetsen
De temperatuur worden gewijzigd met de
insteltoetsen (zie het hoofdstuk Temperatuur
instellen).
Meer instellingen kunnen in de setup-modus
worden gemaakt, zie het hoofdstuk Speciale
functies.
F
„setup" toets
Deze toets activeert en beëindigt de setup-
modus. Als de setup-modus met de setup-toets
wordt beëindigd, dan worden de doorgevoerde
wijzigingen opgeslagen.
G
Toets Vacation
Dient voor het in- en uitschakelen van
de Vakantie-modus, zie het hoofdstuk „Speciale
functies", „Vakantie-modus".
Aanwijzing
Elke aanraking van een toets wordt akoestisch
gesignaleerd als in de setup-modus deze functie in het
TON-menu geactiveerd is.
Symbolen op het display
Indicatie voor de bovenste klimaatzone
Indicatie voor de onderste klimaatzone
De Humidity-functie is geactiveerd, zie het
hoofdstuk Setup-modus.
De Vakantie-Modus is geactiveerd, zie
hoofdstuk „Speciale functies".
Instelmogelijkheden in de setup-modus, zie
hoofdstuk „Speciale functies".
Op het display verschijnt een alarmmelding,
zie hoofdstuk „Alarm function".
nl
7