Overlocksteken
Naai overlocksteken langs de stofrand, zodat deze niet rafelt.
05
08
E
06
09
T
5.0~7.0
2.0~3.0
2.5~4.5
2.0~3.0
Gebruik van de overlockvoet
Bevestig de overlockvoet (E).
Naai de stof met de stofkant tegen de geleider
van de overlockvoet.
Attentie:
De overlockvoet kan alleen gebruikt worden
met de steken 05 en 08. Maak de
steekbreedte nooit smaller dan "5,0". De
naald kan de naaivoet raken en hierdoor
breken als andere steken worden gebruikt of
andere steekbreedtes worden ingesteld.
Gebruik van de multifuctionele voet
Bevestig de multifunctionele voet (T).
Naai de overlocksteek zodanig langs de
rand, dat de naald aan de rechterzijde over
de rand in de stof steekt.
33