Hoofdstuk 3
3
HET GEBRUIK VAN DE FAXFUNCTIE
De machine biedt een reeks geavanceerde mogelijkheden waarmee u de beeldkwaliteit, ontvangstmodus, verzending, polling en
verzendprioriteiten kunt regelen. Functies zoals het verzenden van originelen vanuit het geheugen en tijdelijke
ontvangstverlegging in het geheugen zijn mogelijk dankzij de grote geheugencapaciteit.
HET VERSTUREN VAN ORIGINELEN
HET ORIGINEEL INSTELLEN
Dit onderdeel beschrijft hoe u het origineel (of originelen) in de RSPF of op de glasplaat kunt instellen.
Bij gebruik van de RSPF:
1
Verzeker u ervan dat er zich geen
originelen op de glasplaat bevinden en dat
de machine niet bezig is met kopiëren en
sluit vervolgens voorzichtig de RSPF.
2
Pas de origineelgeleiders aan de breedte
van het origineel (of originelen) aan.
3
Plaats het origineel (of de originelen) met
de kopiezijde naar boven en druk deze
voorzichtig in de origineelinvoerlade. Zorg
ervoor dat de bovenrand van het origineel
(of de originelen) als eerste de faxmachine
binnengaat.
Origineel voorzijde naar boven
20
4
Er zijn twee manieren om het faxbericht te
versturen:
• Ga verder met het onderdeel "NUMMER KIEZEN EN
FAX VERZENDEN" om het origineel in het
geheugen scannen, een nummer te kiezen en
vervolgens de fax te verzenden. (p.22)
• Druk op de [GEHEUGEN] toets om de toetsindicator
[GEHEUGEN] uit te schakelen om het origineel
rechtstreeks en zonder deze in het geheugen te
scannen te verzenden. Ga verder met het onderdeel
"NUMMER KIEZEN EN FAX VERZENDEN". (p.22)