Sensoren instellen bij gebruik van niet-IP-rollen
Bij gebruik van niet-IP-labelmateriaal zijn er geen sensorpictogrammen of -waarden op het scherm en moet de gebruiker weten welk
type sensor moet worden gebruikt en waar deze wordt aangepast.
Bij gebruik van materiaal zonder uitsparingen of zwarte markeringen die binnen de specificaties in hoofdstuk 10 vallen, wordt de
afstandssensor gebruikt en moet deze volgens deze richtsnoeren worden aangepast:
1.
Voor labelrollen met een ONEVEN aantal labels stelt u de schakelaar voor de afstandssensor op 1.
2.
Voor labelrollen met een EVEN aantal labels stelt u de schakelaar voor de afstandssensor op 2.
3.
Ga in het printerscherm naar Setup > Labels > Labelsensor, selecteer Afstandssensor en dan het groene vinkje.
4.
Ga verder met het hoofdstuk Laden van het lint.
5.
De printer werkt nu in standaardmodus of in gedeeltelijke standaardmodus.
Bij gebruik van materiaal met uitsparingen, uitsparingen of zwarte markeringen die binnen de specificaties in hoofdstuk 10 vallen, wordt
de spiegel/uitsparingsensor gebruikt en moet deze volgens deze richtsnoeren worden aangepast:
1.
Schuif de groene uitsparingsensor links-rechts totdat het oog van de sensor visueel op gelijke hoogte staat met de uitsparing,
uitsparing of zwarte markering. U kunt de afstand van het midden van de markering of uitsparing links-rechts tot de middellijn van het
materiaal ook in mm meten en de schuifregelaar dan naar dat cijfer verplaatsen.
Opmerking: Als het kalibratieproces niet werkt, moet deze uitlijning worden onderzocht of nauwkeuriger worden afgesteld.
2.
Ga in het printerscherm naar Setup > Labels > Labelsensor, selecteer Onderkant-spiegel en dan het groene vinkje.
3.
Ga verder met het hoofdstuk Laden van het lint.
De printer werkt nu in standaardmodus of in gedeeltelijke standaardmodus.
BradyPrinter i5100
25