1
Figuur 11
1. Venster van brandstofmeter
Brandstoftank vullen
Zet de motor af en zet de rijhendels in de parkeerstand.
Belangrijk: Giet de brandstoftank niet te vol. Vul
de tank tot aan de onderkant van de vulbuis. Dit
geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te
zetten. Als de tank te vol wordt gevuld, kan dit
leiden tot brandstoflekkage of schade aan de motor
of het emissiesysteem.
1. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder
de tankdop.
Opmerking: Gebruik het brandstofvenstertje
onder de bestuurderspositie om voor het tanken
na te gaan of er zich brandstof in de tank bevindt
(Figuur 11).
2. Traag gewone, ongelode benzine toevoegen tot
de brandstof tot de onderkant van de vulbuis reikt
Figuur 12.
G010077
1
3
4
3. Draai de brandstofdop stevig vast tot u een klik
hoort. Gemorste benzine opnemen.
Het motoroliepeil controleren
Voordat u de motor start en de machine gaat gebruiken,
moet u het motoroliepeil in het carter van de motor
controleren. Raadpleeg Het motoroliepeil controleren.
Parkeerrem gebruiken
Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de
machine stopt of onbeheerd achterlaat.
Parkeerrem in werking stellen
1
21
2
G010475
Figuur 12
2
Figuur 13
G010078