6. Bij eventuele onregelmatigheden de motor direct uitschakelen, de storing lokaliseren en
oplossen.
7. Voor elke herhaalde startpoging de sleutel eerst naar links terugdraaien.
AANWIJZING:
De decompressiehendel niet bij een lopende motor gebruiken.
6. Motor naar het hoogste toerental brengen.
7. De hendel voor voor- en achteruit (C) naar voren drukken.
PAS OP!
De voor- en achteruit snelheid is traploos regelbaar (variabel)
6.6 Motor uitschakelen (Afbeelding 8)
Waarschuwing:
Bij het onderbreken van de werkzaamheden bijv. na het beëindigen van de
trilwerkzaamheden de startsleutel voor onbevoegden verwijderen.
AANWIJZING:
Nooit de motor met de decompressiehendel uitzetten, aangezien dit absoluut tot schade
aan het decompressieventiel zal leiden.
•
Gashendel (M) in de stationaire stand duwen, d.w.z. de hendel tot de aanslag
terugduwen.
•
Na stilstand van de motor de sleutel naar links draaien en uit het contact halen..
•
Aansluitend de brandstofkraan (8) sluiten door de hendel voor het openen en sluiten
volledig naar rechts te stellen.
7. Gebruik
De trilplaat is voorzien van een centrifugaal koppeling, zodat het aandrijfmechanisme bij
een stationair toerental niet wordt aangedreven. Met het oplopen van het toerental grijpt de
koppeling zich vast en begint aandrijfmechanisme mee te draaien. Voor het optimaal
functioneren, moet de motor op het hoogste toerental worden gezet.
7.1. Vooruit en achteruit (afbeelding 9)
Laat de motor op volle toeren draaien, gebruik daarvoor de voor en achteruit hendel (C) en
zet deze op de middenstand (afbeelding 9). Met de gasregeling hendel (M) kunt u uw
werksnelheid variabel regelen.
Met de voor- en achteruit hendel (C) bepaald u de looprichting. Afhankelijk in welke stelling
u de deze hendel zet, trilt de trilplaat bij het vooruitlopen, bij stilstand of bij het
achteruitlopen. Houdt beide handen aan de duwboom (A). Stuur de machine door de
duwboom naar links of rechts te bewegen. Bij hoogteverschillen moet u de trilplaat lichtjes
voorwaarts duwen. Bij afdalingen de trilplaat enigszins tegenhouden om de snelheid te
doen afnemen.