4.
BEDIENINGSELEMENTEN
TRILPLAAT (afbeelding 1)
A) Duwboom
B) Elektronisch starten (sleutel)
C) Hendel (Voor- en achterwaarts schakelen)
D) Accu (t.b.v. starten)
E) Aandrijfmotor.
F) Console
G) Olie navulopening voor trilmechanisme
H) Bodemplaat
I)
Aandrijfriem/beschermkap
J) Beschermingsframe
K) Ophanging
L) Dissel
M) Gasregeling hendel
Dieselmotor (afbeelding 2+3)
1
Uitlaat
2
Luchtfilter
3
Centrifugaal koppeling
4
Terugloopstarter
5
Olie afvoerbout
6
Oliënvulopening/ pijlstok
7
Gashendel
8
Brandstofkraan
9
Brandstoftank
10 Tankdop
11 Decompressie hendel
5. MACHINE TRANSPORT
WAARSCHUWING
Voor het transport c.q. het opbergen (binnen), de motor van de machine laten
afkoelen, om brandgevaar te vermijden Wees er zeker van dat personen door het
wegglijden of omvallen van de machine of door het weg geslingerd worden van machine
onderdelen geen gevaar lopen.
• Bij transport altijd de motor uitschakelen en de motor laten afkoelen.
• Brandstofkraan sluiten (8), d.w.z. op de stand „OFF" zetten en de machine loodrecht
verplaatsen, om brandstof c.q. olielekkage te voorkomen.
• Bij een transport over een langere afstand moet de brandstoftank (9)volledig worden
leeg gemaakt.
• Dissel (L) rechtop zetten en vastzetten.
• Voor het transport van de trilplaat alleen geschikte hefwerktuigen gebruiken die een
minimale draaglast hebben van 200kg (RP160DE) en 350kg (RP300DE).
• De machine bij transport (in een wagen) beschermen tegen wegrollen, wegglijden en
omvallen en altijd goed vastzetten met spanbanden of touw.