Inleiding
Deze gebruikershandleiding heeft alleen betrekking op de MINILOGIC-printer zelf in
zijn standaarduitvoering.
Het aansluiten van de bijbehorende besturingsapparatuur - de computer en monitor -
staan beschreven in de met die apparatuur meegeleverde handleidingen.
De MINILOGIC moet worden gebruikt met de programma's die door Thermopatch
worden meegeleverd.
Als u voorbedrukte labeltape wilt gaan gebruiken, lees dan de informatie hierover in:
Fotosensorbesturing, pagina 33 en verder.
Voorbedrukte tape, pagina 39 en verder.
Als u een MINILOGIC hebt gekocht met een smallere bandinvoer dan de
standaardinvoer van 82 mm, moet u de standaardinstellingen en/of beperkingen in het
invoermenu van het werkprogramma aanpassen.
De fotosensor kan ook achteraf in de MINILOGIC worden gemonteerd.
U kunt labels maken die allemaal apart zijn losgesneden of labels die nog niet zijn
afgesneden, met of zonder snijlijn.
Als uw MINILOGIC is uitgerust met stapelapparaat, kunnen er maximaal 200 labels
gestapeld worden in de juiste volgorde.
De labels worden aan de onderzijde aan de stapel toegevoegd, zodat ze netjes in
volgorde komen te liggen.
De MINILOGIC kan behalve alfanumerieke tekens, ook streepjescodes afdrukken in
grafische modus.
Als de MINILOGIC rechtstreeks is aangesloten op uw EDP-systeem, kan die
aansluiting parallel of serieel zijn. Het protocol dat u nodig hebt, staat beschreven op
pagina 23 van de gebruikershandleiding.
In de standaarduitvoering is het mogelijk om bestanden met afdrukopdrachten te
verwerken. Zo kunnen op diskette of via een kabel complete taken vanuit de PC naar
de printer gestuurd worden, waarna ze onafhankelijk van het hoofdsysteem worden
verwerkt.
De MINILOGIC V is bedoeld voor normale datasnelheden. Bij snellere computers is
het verstandig om een speciale adapter te bestellen die in de interface van de
MINILOGIC moet worden gestoken. De machines vanaf serienummer 100 krijgen
een aanpassing in de elektronica.
VII