Ventilator inschakelen K
^ Druk op de afstandsbediening op de
toets "+".
of
^ Druk op de dampkap op de
aan-uitoets K.
De ventilator wordt ingeschakeld op
stand 2.
Op het bedieningspaneel van de
dampkap branden het symbool K en
de 2 op de ventilatiestandindicator.
Ventilatiestand instellen - / +
De ventilatiestand kan zowel vanop de
afstandsbediening als op de dampkap
worden ingesteld.
^ Druk op het symbool "–" als u een la-
gere ventilatiestand wilt instellen of
op "+" als u een hogere ventilatie-
stand wilt instellen.
Voor een normaal kookproces gebruikt
u, naargelang de intensiteit van de
kookdamp, de
ventilatiestanden 1 tot 3.
Intensieve stand
Schakel bij het begin van een braad-
proces of bij een kookproces met
sterke geurontwikkeling even de inten-
sieve stand IS in.
Nawerkfunctie 5 ¢15
Zowel bij werking met luchtafvoer als
met luchtcirculatie is het raadzaam om
de ventilator na het koken nog enkele
minuten te laten werken.
Op die manier wordt de lucht in de keu-
ken van overgebleven dampen en
geurtjes gezuiverd.
Met de nawerkfunctie kan de ventilator
na een bepaalde tijd automatisch wor-
den uitgeschakeld.
De nawerkfunctie kan zowel vanop de
afstandsbediening als op de dampkap
worden ingesteld.
^ Druk na het koken, terwijl de ventila-
tor ingeschakeld is, op de
nawerktoets 5 ¢15
– 1 keer drukken: de ventilator wordt
na 5 minuten uitgeschakeld (5 ¢
brandt)
– 2 keer drukken: de ventilator wordt
na 15 minuten uitgeschakeld (¢15
brandt).
Wanneer u opnieuw op de nawerktoets
5 ¢15 drukt, blijft de ventilator inge-
schakeld (5 ¢15 gaat uit).
Bediening
21