HUID- EN OOGCONTACT VERMIJDEN!
D
Tanken
STOP
NEEM ALLE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN IN
ACHT!
De omgang met brandstoffen vereist een voorzichtige en
zorgvuldige handelwijze.
Uitsluitend bij uitgeschakelde motor!
-
Rondom de vulopeningen goed schoonmaken, zodat er
geen vuil in de tanks komt.
-
Tankdop erafschroeven en tot aan de onderkant van de
vulpijp opvullen. Voorzichtig gieten om morsen van brandstof
of zaagkettingolie te vermijden.
-
Tankdop weer goed vastdraaien.
De tankdop en zijn omgeving na het tanken schoonmaken
en op dichtheid controleren!
Kettingsmering afstellen
F
Uitsluitend bij uitgeschakelde motor !
De olietoevoerhoeveelheid kan met de afstelschroef (F/1)
worden geregeld. Deze bevindt zich onder de kettingwiel-
beschermer (F/2) aan het machinehuis (van onder uit bereik-
baar).
De oliepomp is in de fabriek op een gemiddelde pompcapaci-
teit afgesteld.
Attentie: Het regelbereik van minimale naar maximale toevoer
kan met stelschroef (F/1 met instelmarkering) door een
kwartslag draaiing worden bereikt.
Aanwijzing: Na het buitenbedrijfstellen van het apparaat is
het normaal, dat gedurende enige tijd nog resten van kettingolie
eruitlopen, die nog in het olieleidingssysteem en aan de
zaaggeleider en de ketting voorhanden zijn. Hierbij is geen
sprake van een defect! Gebruik een geschikte onderlegger.
Minerale olieprodukten, ook oliën, ontvetten de huid. Bij her-
haaldelijk en langdurig contact droogt de huid uit. Diverse
huidziekten kunnen hiervan het gevolg zijn. Bovendien zijn
allergische reacties bekend.
Contact van de ogen met olie veroorzaakt irritaties. Bij
oogcontact direct het betreffende oog met schoon water
uitspoelen.
Bij aanhoudende irritatie direct een arts bezoeken!
E
Zaagkettingolie
Smering van de zaagketting
Om de zaagketting voldoende te kunnen smeren moet de tank
voldoende gevuld zijn. De tankinhoud is genoeg voor onge-
veer een half uur continu bedrijf. Tijdens de werkzaamheden
controleren of er voldoende kettingolie in de tank zit. Indien
nodig bijvullen. Uitsluitend bij uitgeschakelde motor!
STOP
2
1
G
Voor een probleemloze werking van de oliepomp moeten de
olietoevoergroef in het krukashuis (G/3) en de olietoevoerboring
in de zaaggeleider (G/4) regelmatig gereinigd worden.
Voor het veranderen van de pompcapaciteit de combisleutel
gebruiken om de pomp met de afstelschroef (F/1) door:
-
rechtsomdraaien op een lagere
-
linksomdraaien op een hogere
pompcapaciteit af te stellen.
Brandstof en tweetaktolie
4
3
13