Open collector uitgangen 3 en 4
Uitgangen 3 en 4 zijn open collector (O.C.) uitgangen voor externe signalering, waarbij er maximaal 200mA
stroom afgenomen kan worden. Een extern relais dient toegepast te worden indien de afgenomen stroom
hoger is. De o.c. uitgangen kunnen aangestuurd worden voor de volgende situaties:
•
Alarm
•
OK indicatie (alle zones in rust)
•
Buzzer sectie 1 t/m 8 (inloop- en uitloopvertraging)
•
Gedeeltelijk (bij gedeeltelijke inschakeling)
•
Volledig (bij volledige inschakeling)
•
Brandreset (resetten van bedrade brandmelders)
•
Trigger output (uitgang rechtstreeks via een Pincode, keyfob of (mobiele) telefoon activeren)
•
Sectie 1 t/m 8 (indicatie dat sectie is ingeschakeld of niet)
•
Alarm sectie 1 t/m 8 (alarm per sectie)
•
Brand
•
Teststand (wordt aangestuurd zodra de Looptest functie wordt uitgevoerd)
•
Volg ingang 1-100
•
Deurbel
•
Alarm + Brand
De beschikbare opties zijn gelijk aan de opties foor Alarmrelais uitgang 1 en 2.
De aansturingstrijd van de twee o.c. uitgangen zijn te programmeren in het installatiemenu "TIJDEN",
programmeeropties "Uitgang 3 en 4". De ingestelde aansturingstrijd is alleen van toepassing bij de keuze
"Alarm". Alle overige opties zijn speciale functies en hebben een specifieke aansturingstrijd afhankelijk van
de gekozen optie. De uitgang kan bijvoorbeeld gebruikt worden om als externe signalering van secties die
in-/uitgeschakeld zijn. De maximale spoelstroom mag niet meer dan 200mA bedragen!
Uitgang 3 en 4 op de AlphaVision ML centrale zijn direct gekoppeld aan Uitgang 3 en 4 van
uitbreidingsmodules. Indien uitgang 3 van de AlphaVision ML wordt geactiveerd bij 'Alarm' dan zal ook
Uitgang 3 van alle aangesloten uitbreidingsmodules gelijktijdig geactiveerd worden bij een alarm.
Uitgangen 5-8 (V3.00 en hoger)
Uitgangen 5 t/m 8 van bekabelde uitbreidingsmodules (Input + 8 o.c., I/O of IO+ module) zijn ook aan te
sturen. De beschikbare programmeer opties zijn gelijk aan de opties voor uitgangen 1 t/m 4. Uitgangen 1
t/m 4 op een bekabelde uitbreidingsmodule lopen parallel mee met de uitgangen 1 t/m van de AlphaVision
ML centrale print.
KNX uitgangen (V3.50 en hoger)
In totaal kunnen 50 stuks KNX uitgangen geprogrammeerd worden. Een KNX uitgang zorgt dat KNX devices
worden aangestuurd bij een bepaalde gebeurtenis in de AlphaVision ML centrale. Per KNX uitgangen kan
een naam, het output (gebeurtenis) type, de aansturingtijd, of de uitgang geïnverteerd wordt geactiveerd
en of de uitgang geactiveerd of gedeactiveerd wordt.
De KNX uitgangen kunnen aangestuurd worden voor de volgende situaties:
•
Alarm
•
OK indicatie (alle zones in rust)
•
Buzzer sectie 1 t/m 8 (inloop- en uitloopvertraging)
•
Gedeeltelijk (bij gedeeltelijke inschakeling)
•
Volledig (bij volledige inschakeling)
•
Brandreset (resetten van bedrade brandmelders)
•
Trigger output (uitgang rechtstreeks via een Pincode, keyfob of (mobiele) telefoon activeren)
•
IN/UIT Sectie 1 t/m 8 (indicatie dat sectie in- of uitgeschakeld is)
•
Alarm Sectie 1 t/m 8 (alarm per sectie)
•
Brand
Installateurshandleiding AlphaVision ML
Rev. 5.00
01-04-2018
81