Installatie en Onderhoud
Opgelet:
fixeerschroeven
26 en 27 zijn
groter
Fig. 27 Opmerking: De eindeloopschakelaars bevin-
den zich achter de schakelplaat
Markeerring
IM-P358-26 / CTLS-BEn-04
Schakel
plaat
Fig. 28
4.4. Afstelling van de elektronische klepstands-
teller (4-20mA of 2-10 VDC)
1. Een precisie potentiometer 1000 ohm moet ingebouwd worden
in de servomotor (zie 3.5.2)
2. Monteer de klepstandsteller (paragraaf 3.4). Schuif de contact-
pennetjes van de klepstandstellerkaart in de overeenstem-
mende klemmenstroken. Druk de klepstandstellerkaart vast en
schroef de klemmenschroefjes vast.
3. Verbind het stuursignaal aan de overeenstemmende klemmen
rechtsboven (4 - 20 mA of 2 - 10 V). (zie 3.6.2) Stel de multi-
meter op 10 VDC en verbind hem met de klemmen "GND" en
"U out" van de klepstandstellerkaart. Verbind de voedings-
spanning aan de overeenstemmende klemmen links en de
aarding met het "PE" klem op het servomotorhuis. Verbind de
aardingskabel (geel/groen) van de klepstandstellerkaart met de
"PE" klem van het servomotorhuis.
Opgelet:
De klepstandstellerkaart bevat onderdelen (klemmen, smelt-
veiligheden,...) die onder spanning kunnen staan. Met het oog
op veiligheid zijn deze spanningsdragende delen afgeschermd
en moeten alle afstellingen uitgevoerd worden met een geïso-
leerde schroevendraaier.
Fig. 29
4. Verdraai de potentiometers P2 start, P3 bereik en P4 licht-
hoogte volledig naar links. Draai de potentiometer P1 (gevoe-
ligheid) naar zijn middenstand.
5. Zet de "richting" schakelaar op (+) (vergroting van stuursignaal
stuurt klep verder open: directe werking)
Stel het stuursignaal in op 4 mA (2V). Schakel de voedings-
spanning in. De servomotor drukt de spindel naar zijn laagste
stand en wordt uitgeschakeld door de eindeloopschakelaar.
6. Op dit ogenblik moet de multimeter 0 V aanduiden. Indien dit
niet het geval is, verdraai de terugkoppelingspotentiometer tot
de multimeter 0V aanduidt (zie Fig. 29). Draai nu langzaam de
potentiometer "P2" (start; Fig. 29) in wijzerszin tot de beide
LED's die de bewegingszin aanduiden uitgaan.
7. Stel het stuursignaal in op 20 mA (10 V). De LED "UP" (op-
waarts) zal aangaan, de servomotor trekt de spindel naar zijn
bovenste stand en wordt uitgeschakeld. Verdraai nu langzaam
potentiometer "P4 (lichthoogte) tot de multimeter 10 V aan-
duidt. Verdraai nu langzaam de potentiometer P3 (bereik) in
wijzerszin tot de beide LED's (op - neer) juist uitgaan.
8. Wijzig het stuursignaal over het volledig bereik en verifieer of
de spindel zich overeenkomstig verplaatst. Verminder, indien
nodig, de gevoeligheid (P1) om pompen of jagen van de regel-
klep te verminderen.
9. Na afregeling van de potentiometer (P1) dienen stappen 4-8
(paragraaf 4.4) herhaald te worden.
De regelklep kan ingesteld worden voor split range werking
op dezelfde manier als hierboven. De start- en eindsignalen
moeten dan echter wel ingesteld worden volgens het werkelijk
vereiste regelbereik.
Wanneer de regelklep moet dichtgaan bij toename van het
stuursignaal, zet dan de richtingsschakelaar op "-".
AEL5
- 11 / 15 -