Kan niet communiceren met het apparaat/Kan niet afdrukken vanaf he...
Als de firewallfunctie van uw beveiligingssoftware is ingeschakeld, wordt wellicht een bericht
weergegeven dat Canon-software probeert toegang te krijgen tot het netwerk. Als de
waarschuwing wordt weergegeven, stelt u de beveiligingssoftware zo in dat toegang altijd
wordt toegestaan.
Als u programma's gebruikt die de netwerkomgeving wijzigen controleert u de instellingen.
Sommige programma's zullen standaard een firewall inschakelen.
Controle 12: Wanneer u een router gebruikt, sluit u de printer en de computer
aan op de LAN-kant (zelfde netwerksegment).
Voor plaatsing:
Zorg dat er geen barrières of obstakels tussen het toegangspunt en het apparaat zitten.
Het apparaat wordt niet gedetecteerd in het netwerk
Controle 1: zorg dat het apparaat is ingeschakeld.
Controle 2: Zorg dat de installatie van het apparaat is voltooid.
Als dit niet het geval is raadpleegt u de handleiding van het apparaat om de installatie te
voltooien.
Controle 3: Klik op Bijwerken (Update) om opnieuw naar de printer te zoeken
als u de Canon IJ Network Tool gebruikt.
Dialoogvenster Canon IJ Network Tool
Controle 4: Als u zoekt naar een printer via een netwerk, moet u controleren of
het apparaat is gekoppeld aan het poortstuurprogramma.
Als Geen stuurprogramma (No Driver) wordt weergegeven onder Naam (Name) in Canon IJ
Network Tool, is er geen koppeling. Selecteer Poort associëren (Associate Port) in het menu
Instellingen (Settings) en koppel de poort aan de printer.
Menu's van de Canon IJ Network Tool
Controle 5: Zorg dat de netwerkinstellingen van de printer overeenkomen met
die van het toegangspunt.
Raadpleeg de handleiding die bij uw toegangspunt is geleverd of neem contact op met de
fabrikant om de instellingen van het toegangspunt te controleren en vervolgens de
instellingen van het apparaat aan te passen.
Een WEP-/WPA-/WPA2-sleutel instellen
Controle 6: Zorg dat er geen belemmeringen zijn.
Draadloze communicatie tussen verschillende kamers of verschillende verdiepingen is over
het algemeen gebrekkig. Pas de locaties van de apparaten aan.
Controle 7: Zorg dat het apparaat niet te ver van het toegangspunt is geplaatst.
Het toegangspunt bevindt zich binnen het effectieve bereik voor draadloze communicatie.
Plaats het apparaat binnen een straal van 50 m van het toegangspunt.
Controle 8: Zorg dat er geen stoorfactoren voor radiogolven in de buurt zijn.
Het kan zijn dat een apparaat zoals de magnetron dezelfde frequentieband gebruiken als het
draadloze station. Plaats de draadloze apparaten zo ver mogelijk weg van de bron van de
storing.
Controle 9: Zorg dat de netwerkinstellingen van de computer correct zijn.
Zorg dat de computer kan communiceren met de printer en het toegangspunt via het
draadloze LAN.
Controle 10: Controleer of Bi-directionele ondersteuning inschakelen (Enable
bidirectional support) is geselecteerd op het tabblad Poorten (Ports) van het
eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma.
Pagina 995 van 1016 pagina's