Om bij het rijden op hellingen het afdrijven van de machine te voorkomen, de nalopende
tastwielen vastzetten.
ü De machine is stopgezet en beveiligd,
De contramoer (1) losmaken.
Het tastwiel tot de aanslag naar buiten duwen en vasthouden.
De schroef (2) zover naar buiten draaien tot deze tegen de schroef (3) aanligt.
De contramoer (1) vastdraaien.
10.6
Neerlaatsnelheid van de harken instellen
Met de instelbare reductiekleppen kunnen de neerlaatsnelheden van de harken worden
ingesteld.
De reductiekleppen zijn in de fabriek zodanig ingesteld dat het neerlaten van de harken in de
wendakkerstand resp. uit de wendakkerstand in de werkstand tijdvertraagd (voor, achter)
plaatsvindt.
Vanwege verschillende trekkertypes en oliedrukwaarden kan bijstelling met de reductiekleppen
nodig zijn.
De kleinste verstellingen aan de kartelschroeven van de reductiekleppen bewerkstelligen al een
grote verandering van de hef- en neerlaatsnelheid.
1
KSG000-032
Het eruit draaien van de kartelschroef(4) bewerkstelligt een verhoging van de oliestroom en
zodoende een snellere daling van de overeenkomstige hark.
Neerlaatsnelheid van de voorste hark – reductieklep (1)
De inbusbout (3) losdraaien.
De kartelschroef (4) erin of eruit draaien.
De inbusbout (3) vastdraaien.
De neerlaatsnelheid van de hark controleren.
Neerlaatsnelheid van de achterste hark – reductieklep (2)
De inbusbout (3) losdraaien.
De kartelschroef (4) erin of eruit draaien.
De inbusbout (3) vastdraaien.
De neerlaatsnelheid van de hark controleren.
10.7
Uitzetvertraging instellen
De uitzetvertraging van de achterste hark van de werkstand in de wendakkerstand en
omgekeerd wordt via de timingschijf (1) op de voorste dwarsarm bepaald.
Swadro TS 680 Twin
Originele handleiding 150001024_01_nl
Neerlaatsnelheid van de harken instellen
zie
pagina 24.
2
Instellingen
4
3
10
10.6
79