Voer de zaagketting (8) om de omlegschijf (10) van de zaag-
geleider, en trek daarbij de zaagketting licht in de richting van
de pijl.
De bevestigingsgaten aan de kettingwielbeschermer (4) op de
steunbouten (11) uitrichten.
Door aan de kettingspanschroef (B/3) te draaien de kettings-
panbout (12) in overeenstemming brengen met het gat in de
zaaggeleider.
De kettingwielbeschermer (4) op de steunbouten (11) schui-
ven.
Zaagketting spannen
Door de kettingwielbeschermer/snelspanner (2) tegelijk krachtig
in te drukken en met de klok mee te draaien, de kettingwielbe-
scherming (3) aanschroeven, maar nog niet vast aandraaien.
De punt van de zaaggeleider licht optillen en de kettingspan-
ner (3) met de klok mee draaien, tot de zaagketting in de ge-
leidergroef aan de onderzijde van de zaaggeleider grijpt (zie
cirkel).
De kettingwielbeschermer/snelspanner (2) opnieuw indrukken
en met de klok mee vastdraaien.
De kettingwielbeschermer/snelspanner loslaten (ontlasten),
tot hij vrij draaibaar is, en dan tussen de veiligheidsribben (15)
klappen, zoals weergegeven op de afbeelding.
8
10
12
3
11
4
2
15
17