Figuur 44
Figuur 45
Veiligheidscontroles
Begin elke dag met het uitvoeren van deze
veiligheidscontroles voordat u de machine gaat
bedienen. Meld eventuele veiligheidsproblemen bij uw
leidinggevende. Zie de veiligheidsinstructies in deze
handleiding voor meer informatie.
Opmerking: Maak een kopie van deze pagina's en
gebruik deze regelmatig als veiligheidschecklist.
Banden en wielen
• De aanbevolen bandendruk is 172 kPa, of volg de
aanbevelingen van de fabrikant van de band.
• Controleer op overmatige slijtage of zichtbare
schade.
• Controleer of de wielbouten goed zijn vastgedraaid
en of er geen bouten ontbreken.
Achterklep
• Controleer of de achterklep goed sluit en vergrendelt.
• Controleer of het verstelbare gedeelte van de
achterklep soepel open en dicht gaat.
Trekhaak, krik en achterste kriksteun
• Controleer of de koppelpen, krik en kriksteun niet
beschadigd zijn en of de veiligheidspennen op hun
plaats zitten. (Vervang de veiligheidspennen als deze
beschadigd zijn of ontbreken).
• Controleer of de trekhaakaansluitingen niet los
zitten. (Als dit het geval is, moet u een afstandsstuk
tussen de trekhaakaansluitingen plaatsen.)
• Plaats de krik en kriksteun veilig in de stand omhoog
voordat u gaat rijden.
Hydraulisch systeem
• Controleer het hydraulische systeem op olielekken.
Als u een lek vindt, draai dan de fitting vast of
vervang of repareer het beschadigde onderdeel.
• Controleer de hydraulische slangen op slijtage of
zichtbare schade.
• Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.
Indien nodig bijvullen.
Lopende band en rollen
• Controleer eenmaal per week of de lopende band
goed recht over de rollen loopt en niet slipt. Indien
nodig afstellen.
• Controleer elke vier maanden of de spanrollen
tussen te voorste en achterste rollen niet verbogen
of vastgelopen zijn. Indien nodig repareren of
vervangen.
Afdichtingen van riem en achterklep
Controleer alle rubberen afdichtingen op slijtage of
schade. Als de afdichtingen lekken, vervang of repareer
de afdichtingen dan.
Opties
• Controleer of de snelkoppelbeugels goed op hun
plaats vergrendeld zijn en of de veiligheidsklemmen
zijn gemonteerd. Vervang ontbrekende
veiligheidsklemmen.
• Controleer of de optie goed is vastgeklemd en niet
kan bewegen of wegglijden. Pas de klemmen indien
nodig aan.
46