4.
Buig de vellen naar voren en achteren en waaier ze uit voordat u de randen van de stapel op een
plat oppervlak uitlijnt. Hierdoor worden vellen die aan elkaar plakken gescheiden en de kans op
papierstoringen verkleind.
5.
Plaats het papier in de lade met de bovenrand eerst en de te bedrukken zijde omhoog.
6.
Pas de papierbreedtegeleiders aan, zodat ze de randen van het papier net raken.
7.
Als u ander papier hebt geplaatst dan het papier dat zich in de hoofdlade bevindt, stelt u de
correcte papiersoort en het correcte papierformaat in. Zorg dat u de papiersoort en het
papierformaat op het bedieningspaneel en in uw printerdriversoftware wijzigt. Zie
en -formaten instellen
Opmerking:
Als u op papier met een aangepast formaat afdrukt, definieert u het aangepaste
formaat in de printereigenschappen voordat u met afdrukken begint. Zie
papierformaten opgeven
op pagina 79 voor meer informatie.
op pagina 86 voor meer informatie.
Aangepaste
WorkCentre 3045-multifunctionele printer
Handleiding voor de gebruiker
Bezig met afdrukken
Papiersoorten
79