Inhoudsopgave
Advertenties
1
Technische wijzigingen voorbehouden
4.1
1
2
4.2
1
4.3
Monteren / demonteren
Zorg dat de aansluitmaten hetzelfde zijn (categorie
I, II of III).
Beide trekstangen op dezelfde hoogte zetten.
Daarna de trekstangen met het werktuig koppelen.
Daarna topstang aankoppelen.
Als laatste steunpoten (4.1/1) omhoog trekken.
De koppelinrichting (driepuntsbevestiging) op de
juiste manier borgen.
Demonteren in omgekeerde volgorde (steunpoten
(4.1/1) uitschuiven en borgen, topstang
loskoppelen, trekstangen loskoppelen).
Vóór de koppelprocedure de hydraulische regeling
in de stand „zweefstand" zetten. Tijdens het
koppelen niet tussen tractor en werktuig gaan
staan, ook niet tijdens het gebruik van de
hydraulische buitenbediening aan de achterkant
van de tractor.
Letselgevaar!
Driepuntsbevestiging voor aanbouwerktuigen
Via de topstang (4.2/1) het aangebouwde werktuig
passend instellen.
Instellen van de werkdiepte
De lengte van de topstang moet zo gekozen
worden, dat het werktuig in de werkstand
horizontaal staat. Voor het aanhouden van de
diepte kan de woeler gebruikt worden met
trekkracht- of niveauregeling.
De werkdiepte via de naloopwerktuigen instellen – via
gatenprofi el (4.2/2)(4.3/1) koppelen.
Werksnelheid
De rijsnelheid mag niet hoger zijn dan 4,5 km/h.
Werkbreedte, tandpositie
De tanden kunnen binnen het frame over een
breed bereik traploos zijdelings versteld worden.
Daarbij moet er op gelet worden dat de tanden
symmetrisch verdeeld worden.
10
06.2008
Advertenties
Inhoudsopgave
