11-BEVEILIGINGEN
DE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
Het product is met de volgende veiligheidsvoorzieningen uitgerust:
DRUKSCHAKELAAR
Controleert de druk in het rookkanaal. Hij blokkeert de schroeftransporteur van de pellets als de afvoer verstopt is of als er grote tegendruk
is. (wind)
TEMPERATUURSONDE ROOKGASSEN
Meet de temperatuur van de rookgassen en geeft signaal om het product te starten of te stoppen wanneer de temperatuur van de
rookgassen onder de voordien ingestelde waarde daalt.
CONTACTTHERMOSTAAT IN HET BRANDSTOFRESERVOIR
Als de temperatuur de ingestelde veiligheidswaarde overschrijdt, wordt de werking van de kachel onmiddellijk gestopt.
ELEKTRISCHE BEVEILIGING
De kachel is tegen hevige stroomschommelingen beschermd door een algemene zekering die zich in het bedieningspaneeltje bevindt,
aan de achterkant van de kachel. Er bevinden zich bovendien andere zekeringen voor de beveiliging van de elektronische kaarten op deze
kaarten.
ROOKGASVENTILATOR
Als de ventilator stopt, blokkeert de elektronische kaart de pellettoevoer zo snel mogelijk en wordt een alarmmelding weergegeven.
REDUCTIEMOTOR
Als de reductiemotor stilvalt, blijft de kachel werken tot de vlam door gebrek aan brandstof uitgaat en het minimum koelniveau wordt
bereikt.
TIJDELIJKE STROOMUITVAL
Wanneer er minder dan 10" geen elektrische spanning is, keert de kachel terug naar de vorige werking; als de stroomuitval langer duurt,
voert de kachel een cyclus koeling/opnieuw inschakelen uit.
GEEN ONTSTEKING
Als er bij de ontsteking geen vlam ontstaat, gat de kachel in alarm.
HET IS VERBODEN DE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN ONKLAAR TE MAKEN.
Indien het product NIET gebruikt wordt zoals in deze handleiding voorgeschreven wordt, wijst de fabrikant alle
aansprakelijkheid af inzake mogelijk persoonlijk letsel en materiële schade. Bovendien wijst de constructeur alle
aansprakelijkheid af voor letsels aan personen of schade aan voorwerpen als de regels die aangeduid worden in
deze handleiding niet worden gerespecteerd, en als het volgende niet wordt gerespecteerd:
•
Wanneer het onderhoud, reiniging en reparaties uitgevoerd worden, moeten alle maatregelen en/of
voorzorgsmaatregelen getroffen worden.
•
Maak de veiligheidsvoorzieningen niet onklaar.
•
Verwijder de veiligheidsvoorzieningen niet.
•
Sluit het product aan op een efficiënt werkend rookafvoersysteem.
•
Het vertrek waar de ketel wordt geïnstalleerd, moet voldoende verlucht zijn.
Pas nadat de oorzaak van de inwerkingtreding van het veiligheidssysteem verholpen is, kan het product weer
ingeschakeld worden zodat de automatische werking van de sonde wordt hersteld. Om te weten welke storing zich
voordeed, moet deze handleiding geraadpleegd worden. Naargelang het alarmbericht dat door het product wordt
aangegeven, wordt uitgelegd hoe gehandeld moet worden om het probleem te verhelpen.
42