Systeeminstellingen
Het instellingsscherm "Systeem" weergeven op bladzijde
29
3 Raak [Beeld aanpassen] aan.
4 Raak het item aan om de aan te passen functie
te selecteren.
●
Brightness:
Intensiteit van de zwartweergave instellen. (–24 tot +24)
●
Contrast:
Contrast instellen. (–24 tot +24)
●
Color:
Kleurintensiteit instellen. (–24 tot +24)
●
Hue:
De kleurtoon aanpassen (instellen welke kleur wordt bena-
drukt, rood of groen). (–24 tot +24)
●
Dimmer:
De helderheid van het beeldscherm aanpassen. (+1 tot +48)
Bij sommige beelden kunt u Hue en Color niet
aanpassen.
Wanneer u [Rear View] aanraakt, verandert de
modus naar de beeldaanpassing voor het achter-
uitkijken. Door [Bron] aan te raken, kunt u terug-
keren naar de beeldaanpassing voor de AV-bron.
5 Raak
,
,
,
aan om aan te passen.
De aanpassingen van "Brightness", "Contrast"
en "Dimmer" worden afzonderlijk opgeslagen
wanneer de koplampen van uw voertuig uit zijn
(overdag) en aan zijn ('s nachts).
"Brightness" en "Contrast" worden automatisch
geschakeld, afhankelijk van het feit of de koplam-
pen van het voertuig aan of uit zijn.
"Dimmer" kan worden gebruikt voor het wijzi-
gen van de instelling of de tijd om in of uit te
schakelen.
De dimmer instellen op bladzijde 30
De inhoud van de instellingen kan afzonderlijk
worden onthouden.
31