Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
► Afhankelijk van de uitvoering: zet de
lichtschakelaar binnen één minuut na het
afzetten van het contact omhoog of omlaag om
de parkeerlichten aan de kant van het verkeer
in te schakelen (voorbeeld: rechts van de
weg parkeren: lichtschakelaar omlaag duwen;
parkeerlichten links gaan branden).
Als de verlichting is ingeschakeld, hoort u een
geluidssignaal en gaat het controlelampje
van de betreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel branden.
► Zet de lichtschakelaar in de middelste stand
om de parkeerlichten uit te schakelen.
Hoogteverstelling van de
koplampen
Handmatige verstelling van
de halogeenkoplampen
Stel de koplampen af op basis van de lading van
uw auto om verblinding van medeweggebruikers
te voorkomen.
0 (Basisinstelling)
Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier
1 5 personen
2 Niet gebruikt
3 5 personen + lading in de bagageruimte
4 Niet gebruikt
5 Alleen bestuurder + lading in de bagageruimte
6 Niet gebruikt
Verlichting en zicht
0 (Basisinstelling)
Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier
1 Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier + 3e zitrij
2 7 personen
3 7 personen + lading in de bagageruimte
4 Niet gebruikt
5 Alleen bestuurder + lading in de bagageruimte
6 Niet gebruikt
Automatische verstelling
van de koplampen met Full
LED-technologie
Dit systeem past automatisch de hoogte van de
koplampen aan de lading van de auto aan.
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Het systeem zet in dat geval de koplampen in de
laagste stand.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raak koplampen met Full LED-
technologie niet aan - gevaar van
elektrocutie!
4
85