voordoen wanneer u een lichtbron gebruikt die flikkert, zoals fluorescerende verlichting.
[19] Hoe te gebruiken
Sluitertijdvoorkeuze
U kunt de beweging van een bewegend onderwerp op diverse manieren tot uitdrukking brengen
door de sluitertijd aan te passen, bijvoorbeeld door de beweging te bevriezen met een korte
sluitertijd, of door een naspoor van het onderwerp te veroorzaken met een lange sluitertijd.
1. Zet de functiekeuzeknop in de stand S (Sluitertijdvoorkeuze).
2. Selecteer de gewenste instelling door het besturingswiel te draaien.
3. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
Het diafragma wordt automatisch aangepast om tot een juiste belichting te komen.
Opmerking
Als na het instellen geen juiste belichting kan worden verkregen, knippert de
diafragmawaarde op het opnamescherm. U kunt zo wel een opname maken, maar u kunt
beter een andere instelling kiezen.
Wanneer u een lange sluitertijd instelt, gebruikt u een statief om te voorkomen dat het beeld
wazig wordt.
Het pictogram
sluitertijdprioriteitsfunctie.
Wanneer de sluitertijd 1/3 seconde(n) of langer is, wordt na de opname ruisonderdrukking
uitgevoerd gedurende dezelfde tijdsduur waarin de sluiter geopend was. U kunt echter niet
verder gaan met opnemen zolang de ruisonderdrukking wordt uitgevoerd.
De helderheid van het beeld op de monitor kan verschillen van die van het beeld dat in
werkelijkheid wordt opgenomen.
Hint
Wanneer u een kortere sluitertijd gebruikt, lijkt het of bewegende onderwerpen, zoals een
hardloper, auto's of de branding van de zee, zijn stilgezet. Wanneer u een langere sluitertijd
gebruikt wordt een naspoor van het bewegende onderwerp opgenomen, waardoor een
natuurlijker en dynamischer beeld ontstaat.
[20] Hoe te gebruiken
Opnemen
Een opnamefunctie selecteren
(SteadyShot-waarschuwing) wordt niet afgebeeld in de
Opnemen
Een opnamefunctie selecteren