Bediening van het maaidek
Met de maaikoppeling (aftakas) schakelt u de aandrijving
naar het maaidek aan of uit. Met de werktuiglifthendel kunt
u het maaidek opheffen en neerlaten. Voor uitvoerige
informatie over het gebruik van de bedieningsorganen van
de tractor, zie de Gebruikershandleiding van de tractor.
Wijze van maaien
Afhankelijk van de werktuigen die u monteert op het
maaidek, kunt u het grasmaaisel zijwaarts afvoeren,
fijnmaken of opvangen.
Zijafvoermodus
Alle maaidekmodellen zijn uitgerust met een scharnierende
grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het
gazon afvoert.
Opvangmodus
U kunt ook diverse grasvangsystemen en grasvangers
verkrijgen bij een erkende Toro-dealer, die op uw maaidek
of tractor gemonteerd kunnen worden. Een
grasvangsysteem/grasvanger verzamelt het grasmaaisel,
zodat u dit geheel kunt verwijderen van uw gazon.
De voorwielen afstellen
U moet de twee afstelbare voorwielen in de juiste opening
plaatsen telkens als u de maaihoogte wijzigt.
1. Nadat u een maaihoogte hebt geselecteerd, moet u
ervoor zorgen dat de afstelbare voorwielen ongeveer
9,5 mm van de grond zijn.
2. Om de wielhoogte af te stellen, moet u de R-pen en de
pen verwijderen om een ander gat te kiezen (Fig. 25).
3. Kies een gat en let er hierbij op dat het wiel zich
ongeveer 9,5 mm boven de grond bevindt voor de
gewenste maaihoogte (Fig. 25).
4. Plaats de pen en zet deze vast met de R-pen.
5. Stel vervolgens ook het andere wiel af.
3
1
Figuur 25
1. Wiel
2. Pen
Controleren op rommel
Telkens als u het maaidek gebruikt, moet u controleren of
er zich aangekoekte rommel op of aan de binnenkant van
de achterkap van de transaxle (Fig. 26) bevindt. Verwijder
aangekoekte rommel.
Figuur 26
1. Achterkap transaxle
Maaitips
Voor een optimaal maairesultaat en een maximale
luchtcirculatie moet u de gashendel op SNEL zetten.
Als u het maaidek voor de eerste keer gebruikt, is het
raadzaam het gras iets langer dan normaal te laten om te
voorkomen dat oneffenheden in het gazon volledig
worden weggemaaid.
Aanbevolen wordt niet meer dan ongeveer 1/3 van de
lengte van het gras af te maaien. Meer afmaaien wordt
afgeraden, tenzij het gras dun is of in de late herfst,
wanneer het gras langzamer groeit.
Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het
gras rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere
verspreiding van het maaisel, wat de vertering en
bemesting ten goede komt.
Maai niet in de achteruit-stand.
13
2
1233
3. R-pen
1
m–3436