A A f f w w e e r r k k o o p p t t i i e e s s v v o o o o r r W W i i n n d d o o w w s s s s e e l l e e c c t t e e r r e e n n
Als uw printer is uitgerust met een afwerkeenheid, kunt u afwerkopties selecteren in het venster
Eigenschappen van de printerdriver. Met Afwerkopties kunt u selecteren hoe uw document moet
worden afgeleverd. U kunt bijvoorbeeld perforeren, nieten, vouwen of afdrukken in katernformaat
selecteren.
Opmerking:
Niet alle vermelde opties worden ondersteund door alle printers. Sommige
opties zijn alleen beschikbaar bij een specifiek(e) printermodel, configuratie,
besturingssysteem of type printerdriver.
Afwerkopties selecteren in de PostScript- en PCL-printerdrivers:
1. Klik in de printerdriver op het tabblad Afdrukopties.
2. Als u een afwerkoptie wilt selecteren, klikt u bij Afwerking op de pijl.
Opmerking:
ingevoerd. Wanneer het papier via de korte kant in plaats van de lange kant eerst wordt
ingevoerd, kan het voorkomen dat de afwerkeenheid het nietje op de verkeerde plaats
aanbrengt.
3. Als u de opvangbak wilt selecteren, klikt u bij Afleveringsbestemming op de pijl en selecteert u
vervolgens een optie.
• Automatisch: Gebruik deze optie om de printer de afleveringsbestemming te laten
bepalen op basis van het aantal sets en de geselecteerde nietoptie. De printer stuurt
meerdere sets of geniete sets naar de opvangbak van de afwerkeenheid.
• Middelste opvangbak: Gebruik deze optie om de opvangbak in het midden van de printer
te selecteren.
• Opvangbak middenboven: Gebruik deze optie om de bovenste opvangbak in het midden
van de printer te selecteren.
• Opvangbak middenonder: Gebruik deze optie om de onderste opvangbak in het midden
van de printer te selecteren.
• Opvangbak afwerkeenheid: Gebruik deze optie om de opvangbak aan de rechterkant van
de kantoorafwerkeenheid LX of de kantoorafwerkeenheid LX met katernmodule te
selecteren.
4. Als u de opdracht naar de printer wilt verzenden, klikt u op OK en dan op Afdrukken.
S S t t a a n n d d a a a a r r d d i i n n s s t t e e l l l l i i n n g g e e n n v v o o o o r r a a f f d d r r u u k k k k e e n n i i n n s s t t e e l l l l e e n n v v o o o o r r e e e e n n
g g e e d d e e e e l l d d e e n n e e t t w w e e r r k k p p r r i i n n t t e e r r ( ( W W i i n n d d o o w w s s ) )
1. Ga naar de lijst met printers op uw computer:
• Voor Windows Server 2008 en hoger: klik op Start→Instellingen→Printers.
• Voor Windows 7: klik op Start→Apparaten en printers.
• Voor Windows 8: klik op Start→Configuratiescherm→Apparaten en printers.
• In Windows 10 klikt u op Start→Instellingen→Apparaten→Printers en scanners. Blader
in het venster omlaag. Voor verwante instellingen klikt u op Apparaten en printers.
Opmerking:
klikt u met de rechtermuisknop op het bureaublad. Selecteer achtereenvolgens
Aanpassen→Startpagina van Configuratiescherm→Apparaten en printers.
2. Klik in de printerlijst met de rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en selecteer
dan Printereigenschappen.
3. Klik in het dialoogvenster Eigenschappen van de printer op het tabblad Geavanceerd.
4. Klik in het tabblad Geavanceerd op de toets Standaardinstellingen voor afdrukken.
De printerdriver geeft nietposities weer op papier dat met de lange kant is
Als het pictogram Configuratiescherm niet op het bureaublad verschijnt,
Xerox
VersaLink
®
C70XX multifunctionele kleurenprinter
®
Handleiding voor de gebruiker
Afdrukken
135