8 Configuratie
#
Code
[9.A.1]
[D‑08]
Elektriciteitsmeter 1:
▪ 0 Geen: NIET geïnstalleerd
▪ 1 1/10kWh: Geïnstalleerd
▪ 2 1/kWh: Geïnstalleerd
▪ 3 10/kWh: Geïnstalleerd
▪ 4 100/kWh: Geïnstalleerd
▪ 5 1000/kWh: Geïnstalleerd
[9.A.2]
[D‑09]
Elektriciteitsmeter 2:
▪ 0 Geen: NIET geïnstalleerd
▪ 1 1/10kWh: Geïnstalleerd
▪ 2 1/kWh: Geïnstalleerd
▪ 3 10/kWh: Geïnstalleerd
▪ 4 100/kWh: Geïnstalleerd
▪ 5 1000/kWh: Geïnstalleerd
Sensoren
Buitensensor
#
Code
[9.B.1]
[C-08]
Buitensensor: Als een optionele externe
omgevingssensor is aangesloten, moet
het type van de sensor ingesteld worden.
▪ 0
thermistor in de gebruikersinterface en
deze in de buitenunit worden gebruikt
om metingen uit te voeren.
▪ 1 Buitenunit: Aangesloten op de
printplaat van de binnenunit die de
buitentemperatuur
Opmerking: Voor sommige functies
wordt
temperatuursensor in de buitenunit
gebruikt.
▪ 2 Kamer: Aangesloten op de printplaat
van
binnentemperatuur
temperatuursensor
gebruikersinterface wordt NIET meer
gebruikt. Opmerking: Deze waarde
heeft alleen een betekenis in de
kamerthermostaatregeling.
Afwijk. buitensensor
ALLEEN
van
toepassing
buitenomgevingstemperatuursensor
geconfigureerd.
U kunt de externe buitenomgevingstemperatuursensor ijken. Er kan
een afwijking op de thermistorwaarde ingegeven worden. Deze
instelling kan gebruikt worden om situatie te compenseren waarin de
externe buitenomgevingstemperatuursensor niet op de ideale plaats
kan worden geplaatst.
#
Code
[9.B.2]
[2-0B]
Afwijk. buitensensor: Afwijking op de
omgevingstemperatuur gemeten op de
externe buitentemperatuursensor.
▪ –5°C~5°C, stap 0,5°C
Uitgebreide handleiding voor de installateur
70
Beschrijving
Beschrijving
Geen:
NIET
geïnstalleerd.
meet.
nog
steeds
de
binnenunit
die
meet.
in
wanneer
een
externe
werd
aangesloten
Beschrijving
Gemiddelde tijd
De gemiddeldentimer corrigeert de invloed van de schommelingen
van
de
omgevingstemperatuur.
weersafhankelijk instelpunt gebeurt op basis van de gemiddelde
buitentemperatuur.
Er wordt over een geselecteerde tijdsinterval een gemiddelde
genomen van de buitentemperatuur.
#
Code
[9.B.3]
[1-0A]
Bivalent
Bivalent
Alleen van toepassing in het geval van een extra boiler.
Over bivalent
De bedoeling van deze functie is te bepalen welke verwarmingsbron
kan/zal
zorgen
voor
warmtepompsysteem of de extra boiler.
#
Code
De
[9.C.1]
[C-02]
de
de
De
de
▪ Als Bivalent geactiveerd is: Wanneer de buitentemperatuur onder
de Bivalente AAN-temperatuur zakt (vast of variabel gebaseerd op
energieprijzen), wordt de ruimteverwarming door de binnenunit
automatisch gestopt en wordt het toestemmingssignaal voor de
extra ketel actief.
▪ Als Bivalent gedeactiveerd is: Ruimteverwarming door de
binnenunit
uitgevoerd
toestemmingssignaal voor de extra ketel is altijd inactief.
en
De omschakeling tussen het warmtepompsysteem en de extra boiler
is gebaseerd op de volgende instellingen:
▪ [C‑03] en [C‑04]
▪ Elektriciteits- en gasprijzen ([7.4.5.1], [7.4.5.2], [7.4.5.3], en
[7.4.6])
[C‑03], [C‑04], en T
calc
Op
basis
van
de
warmtepompsysteem een waarde T
[C‑03]+[C‑04].
3°C
a
b
T
[C-03]+[C-04]
[C-03]
calc
T
Buitentemperatuur
A
De
berekening
Beschrijving
Gemiddelde tijd :
▪ 0: Geen gemiddelde
▪ 1: 12 uur
▪ 2: 24 uur
▪ 3: 48 uur
▪ 4: 72 uur
het
verwarmen
van
ruimten:
Beschrijving
Bivalent: Geeft aan dat de
ruimteverwarming ook door een andere
warmtebron dan het systeem uitgevoerd
wordt.
▪ 0 Nee: Niet geïnstalleerd
▪ 1 Ja: Geïnstalleerd. De extra ketel
(gasketel, oliebrander) zal werken
wanneer
buitenomgevingstemperatuur laag is.
Tijdens de bivalente werking is de
warmtepomp uit. Stel deze waarde in
wanneer een extra ketel gebruikt
wordt.
binnen
het
werkingsbereik.
bovenstaande
instellingen
berekent
, die varieert tussen [C‑03] en
calc
T
A
EPGA11~16DAV3 + EAVH/X16S18+23DA6V+9W
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P556070-1 – 2019.02
van
het
het
de
Het
het