I
NSTALLATIE
2.10
Inschakelen en de werking controleren
nl
nl-22
2.10.1 Inleiding
Gevaar:
d
Verzeker u ervan dat alle kanaalstukken op
buitenlucht, binnenlucht en de ventilatietoe-
stellen zijn aangesloten voordat u de werking
van het toestel test.
2.10.2 Visuele controle
1. Controleer de volgende bevestigingen:
-
borgmoeren van de ophanging;
-
kanaalstukken correct en op de juiste posities aangeslo-
ten.
2. Controleer dat de sifon van de condensafvoer is gevuld
met water.
3. Controleer de aansluitingen op de elektronica-module.
2.10.3 Inschakelen
1. Steek de stekker in het stopcontact.
2. Zet de werkschakelaar op 1.
3. Controleer dat er geen foutmeldingen worden gegeven.
2.10.4 Werking controleren
Controleer eventueel de werking van de verschillende
ventilatoren en kleppen. Gebruik hiervoor de functie
Onderhoud >
Toestelcontrole.
2.10.5 Kalibreer luchthoeveelheid
Het toestel is voorzien van twee ventilatoren. Stel per
luchtstroom de drie standen in.
W
-
ARMTETERUGWIN
TOESTEL