Bediening
26/62
4.5.1
Navigatie
De bediening van het apparaat vindt plaats met de toetsen van het
bedieningselement. De individuele functies worden met de nevenstaande
toetsen geselecteerd.
Toepassing in- en uitschakelen, onderbreken.
Functie bevestigen (alleen bij pictogram audiosysteem/
Voice Guide).
Subfunctie selecteren (alleen bij pictogram
audiosysteem/Voice Guide).
In- en uitschakelen van een functie.
Instelling verhogen (bij weergave lopende balk), bijv. volume.
Van muziektitel of studiokanaal wisselen.
Instelling verlagen (bij weergave lopende balk), bijv. volume.
Van muziektitel of studiokanaal wisselen.
In de basistoestand na het starten van het toestel branden alle pictogrammen
op de display-eenheid.
Na de selectie van een apparaatfunctie knippert het betreffende pictogram. In
het display worden de instellings- en selectiemogelijkheden voor de
geselecteerde functie weergegeven, zie 'Bedieningsstructuur' op pagina 27.
AANWIJZING:
Als na 8 seconden op geen enkele knop gedrukt wordt,
wordt de basistoestel opnieuw tot stand gebracht.