3
x
Montage
3.2
Systeemplannen
DAIKIN Zonne-energie-installatie worden in de regel volgens een van de volgende installatieconcepten opgebouwd. Daarbij is
aansluiting op de tegenoverliggende zijde van de vlakkeplaatcollectoren mogelijk.
– De tegenoverliggende aansluiting (vanaf 1 vlakplaatcollector mogelijk) wordt door DAIKIN geadviseerd.
– De wederzijdse aansluiting is voor beide DAIKIN Zonne-energie-installatie systemen toegelaten (
Afb. 3-1
3.3
Verbindingsleidingen aanbrengen
Montageaanwijzingen m.b.t. de verschillen tussen een drukloos systeem en druksysteem
Bij collectoraansluiting op de tegenoverliggende zijde
moet het complete zonne-energie-collectorveld onder een
hoek van ten minste 0,5% t.o.v. de onderste collectoraan-
sluiting (retour) worden uitgelijnd.
De verbindingsleiding moet met een doorlopend verval van ten
minste 2% en zonder een bepaalde vertakking worden uitge-
voerd.
Tab. 3-1
Installatiehandleiding
18
Voor de Platdakmontage zonnecollectoren van de vlakplaatcollectoren moet het dakoppervlak een helling
hebben van minder dan 5°. Bij dakhellingen van 15° tot 80° kunnen de vlakplaatcollectoren op het dak worden
gemonteerd of in de dakbedekking worden geïntegreerd. Meer informatie vindt u in de montagehandleidingen
van het DAIKIN Zonne-energie-installatie pakket voor montage op dak en DAIKIN Zonne-energie-installatie het
pakket voor montage in het dak.
Wederzijds aangesloten Zonne-energie-installatie-collectorveld met
warmwaterboiler EKHWP* (voorgesteld in het Drain-Back-systeem
Drukloos systeem (Drain Back)
Montageaanwijzing
).
Druksysteem
Er is geen bepaalde min. hellingshoek voor het zonne-energie-
collectorveld vereist. Een hoek van onderen bij het (retour)
aansluitingstraject moet worden vermeden.
De verbindingsleiding tussen zonne-energie-collectorveld en boiler
moet met drukbestendige metalen buizen (CON XP16 / CON XP20
of Cu Ø 22 mm) worden uitgevoerd. Het gebruik van plastic buizen
is niet toegestaan.
+
).
EKSV26P/EKSH26P
Platdakmontage zonnecollectoren
008.1618532_00 – 12/2012