1
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
Dit hoofdstuk geeft de basisinformatie over het gebruik van de faxfuncties van het apparaat. Lees dit hoofdstuk voor
het eerste gebruik van de machine aandachtig door.
ONDERDEELBENAMINGEN EN FUNCTIES
(1)
(2)
(1)
USB 2.0-poort
Sluit uw computer op deze poort aan als u de
scanner- en printerfuncties wilt gebruiken.
(2)
Laderreiniger
Gebruik deze voor de reiniging van de
transportlader.
(3)
Glasreiniger
Gebruik dit product om de scanplaat van het
origineel te reinigen.
(4)
Glasplaat
Plaats hier de originelen die u wilt scannen met
de kopiezijde naar beneden. (Pagina 45)
(5)
Handgrepen
Worden gebruikt bij het verplaatsen van de
machine.
(6)
Hoofdschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de machine aan en
uit te zetten.
(7)
Middelste papierlade
Kopieën en afdrukken komen in deze lade
terecht.
12
(3)
(4)
(5)
(6)
(12)
(9)
(8)
(7)
(10)
(11)
(8)
Bovenlade (wanneer de
documentsorteerladekit is geïnstalleerd)
Ontvangen faxen (wanneer de faxoptie is
geïnstalleerd) en printopdrachten komen in deze
lade terecht.
(9)
Bedieningspaneel
Bevat bedieningstoetsen en indicatorlampjes.
(10) Voorklep
Open deze klep om vastgelopen papier te
verwijderen en de tonercartridge te vervangen.
(11) Lade 1
In lade 1 gaan ca.250 bladen van kopieerpapier
2
(80 g/m
(20 lbs.)).
Voor beperkingen over papiersoorten en
-gewichten, zie "PAPIER" (pagina 18).
(12) Lade 2
In lade 2 gaan ca.250 bladen van kopieerpapier
2
(80 g/m
(20 lbs.)).
Voor beperkingen over papiersoorten en
-gewichten, zie "PAPIER" (pagina 18).
(13)
(16)
(17)
(18)
(5)
(14)
(15)