Hoofdstuk 6 - Pre-startcontroles
2. Functiecontroles
2–1 Controle onderste
bedieningspaneel
Verricht de controles eerst met het onderste
bedieningspaneel en dan met het bovenste
bedieningspaneel.
Stap 7
Draai de sleutelschakelaar naar de stand
"LOWER CONTROL" en wees er zeker van dat
het alarm net na het inschakelen circa drie
seconden klinkt.
GEVAAR
Wanneer het alarm niet juist klinkt, heeft
de machine een storing. Gebruik de
defecte machine niet.
Stap 8
Houd de knop voor de pre-startcontrole
omhoog. Wees er zeker van dat het alarm circa
drie seconden klinkt nadat u de knop voor de
pre-startcontroles omhoog hebt staan.
ATTENTIE
Wanneer het alarm niet stopt, worden
de telescoopfuncties uitgeschakeld.
Stap 9
Start de motor en laat hem een tijdje stationair
warmdraaien.
Stap 10
Verzeker u ervan dat geen enkel onderdeel
een vreemd geluid produceert.
Stap 11
Controleer de veiligheidsmechanismen en
verzeker u ervan dat ze allemaal correct
werken.
– Functiestop: druk op de NOODSTOP-knop
terwijl u de telescoop bedient, en verzeker u
ervan dat zowel de telescoop als de motor
stoppen.
– Noodpomp: Verzeker u ervan dat de
telescoop kan functioneren terwijl de
noodpomp draait.
Stap 12
Controleer of de hydraulische onderdelen,
slangen en pijpen geen olie lekken.
22
Stap 13
Controleer de draadkabels voor het
uitschuiven van de telescoop op eventuele
schade.
– Geen haperingen of onstabiele bewegingen
bij het uitschuiven van de telescoop.
– Geen schade aan de draadkabeleinden.
Stap 14
Laat de machine een paar minuten staan met
de telescoop geheel uitgeschoven en geheel
omhoog. Kijk of de telescoop niet uit zichzelf
daalt.
2–2 Controle bovenste
bedieningspaneel
Stap 15
Draai de sleutelschakelaar naar de stand
"UPPER CONTROL" .
Stap 16
Trek het veiligheidsharnas aan en betreed het
platform.
Onmiddellijk nadat u het platform hebt
betreden, haakt u het veiligheidsharnas
vast aan het bevestigingspunt voor het
veiligheidskoord.
Stap 17
Start de motor.
Stap 18
Draai het platform en verzeker u ervan dat het
soepel draait zonder overmatige speling.
Stap 19
Controleer of alle veiligheidssystemen goed
werken.
– Functiestop: druk op de NOODSTOP-knop
terwijl u de telescoop bedient, en verzeker u
ervan dat zowel de telescoop als de motor
stoppen.
– Voetknop: terwijl u de telescoop bedient,
laat u de voetknop los en verzeker u ervan
dat de telescoop niet langer werkt.
– Noodpomp: Verzeker u ervan dat de
telescoop kan functioneren terwijl de
noodpomp draait.