5.Controleer de bougie visueel. Gooi de bougie weg als de isolator
scheurtjes of splinters vertoont of vervuild is. Bij hergebruik de
bougie reinigen met een staalborstel.
6.Meet de elektrodenafstand met een voelermaatje.
Corrigeer de afstand indien nodig door de massa-elektrode
voorzichtig te verbuigen.
De elektrodenafstand moet zijn:
0,6−0,7 mm
ONDERLEGRING
7.Plaats de bougie met de hand om te voorkomen dat deze er scheef in
gedraaid wordt.
8.Draai een nieuwe bougie nog 1/2 slag verder met de sleutel om de
afdichtring in te drukken.
Draai een gebruikte bougie slechts 1/8 tot 1/4 slag verder om de
afdichtring in te drukken.
9.Plaats de bougiedop stevig op de bougie.
10.Plaats het serviceluik van de bougie.
VOORZICHTIG:
• De bougie moet goed vastgedraaid worden. Een niet goed
vastgedraaide bougie kan erg heet worden en de motor beschadigen.
• Gebruik geen bougie met een verkeerde warmtegraad.
46
0,6–0,7 mm
ISOLATOR
ZIJ-ELEKTRODE