8.4
WERKING : PARAMETERS VOOR DE GEBRUIKERS
Toegang via toetsen MODE en SET, voor 2 seconden
8.4.1 SP : instelling van de set point druk (in bar)
SP
SET
RP:
8.5
WERKING : PARAMETERS VOOR DE INSTALLATEUR (ref. Tabel nr.14 pag. 89)
Toegang via toetsen MODE en SET en – voor 5 seconden
Indien er zich gedurende deze fase een fout of een storing voordoet, wordt het display niet
gewijzigd. Afhankelijk van het type fout kan de elektropomp uitschakelen. Het blijft echter
mogelijk de gewenste kalibratie uit te voeren. Om te weten welk type fout zich heeft voorgedaan,
moet u terugkeren naar de modus waarin de werkingsstatus wordt weergegeven, door op de toets
SET te drukken.
8.5.1
rC : instelling van de nominale stroom van de elektropomp. (uitgezonderd A.D. M/M 1.1)
rt : instelling van de draairichting. (uitgezonderd A.D. M/M 1.1)
8.5.2
8.5.3
Fn : instelling van de nominale frequentie (vooringestelde waarde 50Hz)
De frequentie moet worden ingesteld zoals aangegeven op het kenplaatje van de motor
van de elektropomp.
Een onjuiste instelling van de nominale frequentie kan beschadiging van de
elektropomp veroorzaken
8.5.4
od : Instelling van de bedrijfsmodus van de ACTIVE DRIVER
MODE
SET
+
–
MODE
SET
SET
+
MODE
(ref. Tabel nr.14 pag. 89)
+
–
–