Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Installatie En Inbedrijfname; Installatievoorwaarden; Randvoorwaarden; Voorstellen Voor De Opstelling - BUSCH DOLPHIN LA 0053-1111 A Installatie- En Bedieningsaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

● Wikkel de vacuümpomp in VCI film
● Sla de vacuümpomp op
indien mogelijk in de originele verpakking,
binnen,
droog,
stofvrij en
trillingsvrij.
Voor ingebruikstelling na conservering:
● Zorg ervoor dat alle taperesten verwijderd zijn van de openingen
● Stel de vacuümpomp in gebruik zoals beschreven in hoofdstuk
Installatie en inbedrijfname (Ú pagina 5)

Installatie en Inbedrijfname

Installatievoorwaarden

VOORZICHTIG
_a
Wanneer de installatievoorwaarden niet in acht worden genomen,
in het bijzonder in het geval van onvoldoende koeling:
Gevaar voor beschadiging of vernieling van de vacuümpomp en
aangrenzende installatie-onderdelen.
Gevaar voor letsel!
De installatievoorwaarden moeten in acht worden genomen.
● Zorg ervoor dat de integratie van de vacuümpomp zodanig wordt
uitgevoerd dat de noodzakelijke veiligheidsvoorschriften van de
Machinerichtlijn 2006/42/EG voldaan wordt (welke de verant-
woordelijkheid is van de ontwerper van de machine waar de
vacuümpomp onderdeel van is; Ú pagina 17: opmerking in de
EG-Verklaring van Overeenstemming).

Randvoorwaarden

Het hoofdstuk Werkingsprincipe (Ú pagina 3) omschrijft de basisfunc-
tie van een vacuümpomp. Deze omschrijving gaat er vanuit dat de
vloeistofring altijd vloeibaar blijft.
In de praktijk hangt de conditie van zowel de bedrijfsvloeistof als het
verpompte medium af van de fysische condities druk en temperatuur.
Bij erg lage drukken en voldoende hoge temperaturen kan de bedrijfs-
vloeistof lokaal overgaan in de dampfase en belletjes vormen in de be-
drijfsvloeistof. Terwijl de druk oploopt naar de uitlaatopening
imploderen de belletjes. Dit proces wordt cavitatie genoemd. Wanneer
er zich belletjes op oppervlakken bevinden, kan de bedrijfsvloeistof niet
gelijkmatig vanuit alle richtingen de door een belletje gevormde ruimte
opvullen. In plaats daarvan raakt de instromende bedrijfsvloeistof het
oppervlak met hoge snelheid. Dit resulteert in erosie, wat de
vacuümpomp snel kan beschadigen. Naast de vorming van belletjes
verslechtert ook de prestatie van de pomp. Cavitatie is duidelijk merk-
baar door het knetterende geluid.
Voor een storingsvrij bedrijf dient te zijn vastgesteld dat de
vacuümpomp voor het opstarten tot ongeveer het midden van de as is
gevuld met bedrijfsvloeistof. Een te laag niveau verslechtert de presta-
tie van de pomp. Een droge start vernielt de mechanische afdichting op
de as van de vacuümpomp. Opstarten met een compleet gevulde be-
huizing beschadigd de bladen van de rotor.
Wanneer de vacuümpomp eenmaal draait kan er bedrijfsvloeistof wor-
den toegevoerd. Overvloedige bedrijfsvloeistof wordt dan door de uit-
laat uitgestoten. De druk van de toegevoerde bedrijfsvloeistof mag de
uitlaatdruk van de vacuümpomp met niet meer dan 0,1 bar overschrij-
den, anders verslechtert de prestatie van de pomp. De beste oplossing
is een reservoir onder atmosferische druk van waaruit de vacuümpomp
automatisch de bedrijfsvloeistof aanzuigt.
De drukregeling en het bedrijfsvloeistoftoevoersysteem van een
vacuümpomp dient daarom de volgende functies te vervullen:
LA 0053-1111 A, LB 0063-1011 A
0870150642
het beperken van de werkdruk tot een waarde waarbij geen cavi-
tatie op kan treden
het regelen van het niveau in de bedrijfsvloeistofafscheider en, in-
dien van toepassing, het koelen van de bedrijfsvloeistof tot een
temperatuur waarbij geen cavitatie optreedt
Het werken van de vacuümpomp dicht bij de einddruk vereist grote
hoeveelheden koude bedrijfsvloeistof. Om cavitatie te vermijden is het
gewoonlijk verstandiger om de minimale werkdruk te beperken.
De druk aan de zuigzijde van de vacuümpomp mag niet onder de mini-
maal toegestane werkdruk komen. Daarom is het niet toegestaan om
een drukregeling toe te passen die de zuigleiding smoort of zelfs
afsluit.
De meest effectieve manier om de inlaatdruk te beperken is het ge-
bruik van een vacuümbegrenzingsventiel.
Het vacuümbegrenzingsventiel kan zowel in de zuigleiding als in de be-
huizing van de vacuümpomp worden geplaatst. De gastoevoerleiding
van het vacuümbegrenzingsventiel is gewoonlijk aangesloten op de
vloeistofafscheider. Eventueel kan omgevingslucht worden gebruikt om
het vacuüm te beperken.
Het toevoegen van omgevingslucht koelt, werkt condensatie en het
oplossen van procesgas in de bedrijfsvloeistof tegen en beperkt de kans
op cavitatie, echter, het mengt procesgas met omgevingslucht, d.w.z.
met zuurstof, wat mogelijk ongewenst is. Het onttrekken van lucht aan
de vloeistofafscheider vermijd het mengen met omgevingslucht. Deze
lucht is echter meestal warmer, stimuleert de ophoping van geconden-
seerd of opgelost procesgas in de bedrijfsvloeistof, en vergroot daarom
de kans op cavitatie. Wanneer de hoofdtaak het aanzuigen van dam-
pen is, moet een niet-condenserend gas worden gekozen als
toevoeging.

Voorstellen voor de opstelling

Het werkingsprincipe van de vloeistofring is afhankelijk van een conti-
nue aanvoer van schoon bedrijfsvloeistof, meestal water. De bedrijfs-
vloeistof gaat via een aansluiting B op de behuizing de vacuümpomp in
en wordt samen met het verpompte gas afgeblazen uit de
vacuümpomp.
Voor de opstelling van een bedrijfsvloeistoftoevoersysteem zijn er ei-
genlijk drie verschillende modellen:
directe toevoer / geen recirculatie
gedeeltelijke recirculatie
gesloten koelsysteem
Al deze regelingen hebben vier basiselementen gemeen:
Bron van de bedrijfsvloeistof (van de hoofdwaterleiding of uit een
reservoir)
Regelapparatuur voor het regelen van vloeistofstroom
Hulpmiddel om de vloeistofstroom te stoppen bij uitschakeling van
de vacuümpomp (handmatig of met magneetventiel)
Hulpmiddel om het gas-vloeistof uitlaatmengsel te scheiden

Legenda:

Opmerking: De schema's hieronder tonen voorbeelden van typische
installaties. De werkelijke levering is altijd contractueel overeengeko-
men. Raadpleeg uw contract voor de exacte leveringsomvang.
A
Overstortvloeistof
B
Bedrijfsvloeistof
F
Verse bedrijfsvloeistof
K
Koelvloeistof
U
Circulatievloeistof
N
Vloeistofniveau
S
Proces zuigzijde
D
Proces drukzijde
P
Vloeistofring vacuümpomp
P
Circulatiepomp
B
a
Vloeistofafscheider
b
Verse bedrijfsvloeistofvat
h
Beluchtingsaansluiting
w
Warmtewisselaar
V
Vacuümbegrenzingsventiel
B
Installatie en Inbedrijfname
pagina 5

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Dolphin lb 0063-1011 a

Inhoudsopgave