Montage op de plaats van opstelling
6.4
Rookgasaansluiting
1
Rookgasaansluiting (AGA)
2
Meetaansluiting
3
Condensaansluiting (KO)
Fig. 17
Rookgasaansluiting en condensaataansluiting
WAARSCHUWING
Aansluiting wordt bij werking
heet!
Verbrandingsgevaar
► Aansluitleiding tegen
Bij de dimensionering van de rookgasleiding moet de
max. toegestane rookgastegendruk van 15 mbar in
acht genomen worden en cijfermatig aangetoond
worden. De stromingssnelheid mag 10 m/sec. niet
overschrijden wegens de dan optredende
stromingsgeluiden.
Het rookgassysteem moet bij kant-en-klare systemen
een typehomologatie hebben, drukdicht pulsatievast
tot 50mbar (5.000 Pa) zijn. Bij deze testdruk mag de
lekkage niet meer dan 0,006 l/m³s (overeenkomstig
H1) bedragen.
VITOBLOC 200 EM-20/39 Montagehandleiding
3
1
2
ongewild aanraken
beschermen.
Bij rookgassystemen van kunststof moet een
veiligheidstemperatuurbegrenzer gemonteerd
worden. De afstand van de veiligheidstemperatuur-
begrenzer mag. max. 1 meter bedragen.
Voor iedere warmtekrachtmodule moet steeds 1
rookgasgeluidsdemper voorzien worden. Bij het
gebruik van de EM-20/39 in het woonbereik moeten 2
op elkaar volgende rookgasgeluidsdempers voorzien
worden om aan de eisen van speciaal bescherming
behoevende kamers volgens "TA Lärm" te voldoen.
(1) Voor iedere module Vitobloc 200 EM-20/39 moet
een aparte rookgasleiding voorzien worden.
Bij gebruik van een rookgasverzamelleiding bij
installaties met meerdere modules moet het
terugstromen van rookgas naar niet in werking
zijnde EM-20/39-modules met een 100%
rookgasdichte motorafsluitklep verhinderd
worden.
(2) In de rookgasleiding monteren:
• Contraflens voor de rookgas-uitlaatflens, volgens
de aansluitafmetingen volgens de technische
beschrijving Vitobloc 200 EM-20/39
• Axiale compensator met roestvrijstalen balg voor
de contactgeluidontkoppeling spanningsvrij
onmiddellijk aan de warmtekrachtmodule
inbouwen (materiaal standaard meegeleverd).
• Optionele rookgasgeluiddemper
gedimensioneerd volgens de bijzondere eisen
van de Vitobloc 200 EM-20/39 ca. 1 meter na
rookgasuitlaat monteren.
• Reinigings- en afvoeraansluiting alsook
rookgasthermometer en aparte meetaansluiting.
(3) Het volledige rookgassysteem isoleren. Max.
toegest. oppervlaktetemperatuur 50 °C.
(4) De inbedrijfstelling mag alleen uitgevoerd
worden, als de succesvolle dichtheidscontrole of
de typehomologatie van het gebruikte
buissysteem door een gespecialiseerde firma bij
de registratie aangetoond werd. (Keuring door
de schoorsteenveger - hoofdst. 10
"Kennisgeving van gereedheid")
(5) Horizontale rookgasbuizen moeten min. 3%
niveauverschil in de richting van de
warmtekrachtmodule hebben en van extra
condensaatafvoeren incl. sifon voorzien zijn
(par. 6.5)
(6) Geen buizen aan de warmtekrachtmodule
bevestigen!
ESS Energie Systeme & Service GmbH 25