5.3.3.2. Koppelen van sensoren en
bedieningen
ä
Let op!
Voordat u een sensor of bediening aan het toestel gaat koppelen dient u eerst een
problemen bij het koppelen. Zie hiervoor de paragraaf Afmelden alle bedieningsschakelaars/sensoren op pagina 39 .
Inregelen Stap A
Opmerking
Het is verstandig om de unit op 2250 toeren te zetten voordat u met de inbedrijfstelling begint.
a:
Druk op een willekeurige toets op de HMI. Er verschijnt een scherm dat vergelijkbaar is met het linker scherm:
b:
Druk op het vinkje (V). Het rechter scherm verschijnt.
Dit is het menu Configuratie-instellingen. In dit menu kan worden gekozen uit de volgende configuratiemenu's:
Icoon
Menu
Temperatuur
Aanpassen van temperatuurinstellingen.
Ventilatie
Aanpassen van het toerental van de drie
ventilatiestanden.
Setup
Inbedrijfstellen van de ventilatie-unit.
Filter
Aanpassen of resetten van de filterinstellingen.
Communicatie
Aanmelden of afmelden van bedieningen en sensoren.
ä
Let op!
Iedere keer als u ALLE bedieningen of sensoren voor de betreffende zone heeft gekoppeld dient u te bevestigen met het (V) op de HMI
of op de knop rechtsonder (timer knop) op de RFT. Het menu gaat automatisch naar de volgende optie.
Opmerking
Iedere keer u een bediening of sensor koppelt, toert de ventilatie-unit op ter bevestiging.
'Clear
All' uit te voeren. Dit voorkomt eventuele
®
Het zichtbare icoon toont het geselecteerde
●
configuratiemenu.
Het getoonde icoon knippert rustig.
●
Na 30 seconden geen bediening gaat de HMI terug in
stand-by.
43