1. Fitting met rechte hoek
(¾")
2. O-ring (maat 8)
3. Fitting met rechte hoek
(⅞")
3.
Draai de aansluiting vast met een torsie van 34
tot 47 N·m.
4.
Monteer de fitting met rechte hoek (¾") en
de O-ring (maat 10) op de hogedruk- of
afvoeropening van de airconditioningpomp
(Figuur
39).
5.
Draai de aansluiting vast met een torsie van 34
tot 47 N·m.
6.
Plaats de compressor in de machine en bevestig
hem zoals aangegeven in de instructies van de
airconditioningsset (modelnr. 30877).
7.
Monteer de ventilator van de motor, de
geluiddemperbeugel en de uitlaatpijp
38).
De slangen van de airconditioning
aansluiten
1.
Sluit de lagedrukslang van de airconditioning
(⅞") van de cabine-eenheid aan op de fitting
met rechte hoek (⅞"), zoals in
1. Fitting met rechte hoek
(¾")
Figuur 39
4. O-ring (maat 10)
5. Airconditioningpomp
(Figuur
Figuur
40.
Figuur 40
2. Fitting met rechte hoek
(⅞")
2.
Draai de aansluiting vast met een torsie van 34
tot 47 N·m.
3.
Sluit de hogedrukslang van de airconditioning
(¾") van de cabine aan op de fitting met rechte
hoek (¾"), zoals in
g032993
4.
Draai de aansluiting vast met een torsie van 34
tot 47 N·m.
5.
Monteer 1 R-klem rond elke slang van de
airconditioning en gebruik de 2 bestaande
bouten om ze te bevestigen aan het
machineframe
1. Hogedrukslang
2. Lagedrukslang
g385530
16
Figuur
41.
Figuur 41
(Figuur
42).
Figuur 42
3. Bout (5/16 x 1")
4. R-klem
g033198
g030768