6 Ingebruikname
5.5.5
Thermostaat aan de elektronica aansluiten
1
2
X17
3
4
1
24 V Thermostaat
2
eBUS Thermostaat of
ontvanger
▶
Sluit de verschillende componenten aan volgens het be-
treffende installatietype.
6
Ingebruikname
6.1
Sifonbeker vullen
1.
Neem het veiligheidsadvies (→ Pagina 4) in acht.
C
1 0 m
2.
Maak de sifon los.
3.
Reinig het onderste deel van de sifon met schoon wa-
ter.
4.
Vul het onderste deel van de sifon met water.
16
24 V
BUS
RT 24V
T° ext
BUS
X18
3
Buitenvoeler, aangeslo-
ten
4
Veiligheidsthermostaat
voor vloerverwarming
m
B
A
–
Afstand tussen de condenswatersifon en het water:
10 mm
5.
Schroef de sifon vast.
6.2
Instelling van uit fabriek controleren
De verbranding van het product is in de fabriek getest en is
ingesteld voor de op het typeplaatje aangegeven gassoort.
▶
Controleer de gegevens over het gastype op het type-
plaatje en vergelijk deze met het aan de installatieplaats
beschikbare gastype.
Voorwaarden: De uitvoering van het product komt niet met de plaatse-
lijke gasgroep overeen
▶
Neem het product niet in gebruik.
▶
Breng het serviceteam op de hoogte.
Voorwaarden: De uitvoering van het product komt overeen met de plaat-
selijke gasgroep
▶
Ga te werk zoals hieronder in de handleiding is beschre-
ven.
6.3
Verwarmingswater/vul- en bijvulwater
controleren en conditioneren
Opgelet!
Kans op materiële schade door minder-
waardige verwarmingswater
▶
Zorg voor verwarmingswater van vol-
doende kwaliteit.
▶
Voor u de installatie vult of bijvult, dient u de kwaliteit van
het verwarmingswater te controleren.
Kwaliteit van het cv-water controleren
▶
Neem een beetje water uit het CV-circuit.
▶
Controleer visueel het cv-water.
▶
Als u sedimenterende stoffen vaststelt, dan moet u de
installatie spuien.
▶
Controleer met een magneetstaaf of er magnetiet (ijzer-
oxide) voorhanden is.
▶
Als u magnetiet vaststelt, reinig de installatie dan en
neem de nodige maatregelen voor de corrosiebescher-
ming. Of bouw een magneetfilter in.
▶
Controleer de pH-waarde van het afgetapte water bij
25 °C.
▶
Bij waarden onder 8,2 of boven 10,0 reinigt u de installa-
tie en conditioneert u het verwarmingswater.
▶
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het verwarmingswater
kan dringen.
Vul- en bijvulwater controleren
▶
Meet de hardheid van het vul- en bijvulwater voor u de
installatie vult.
Vul- en bijvulwater conditioneren
▶
Neem voor de conditionering van het vul- en suppletie-
water de geldende nationale voorschriften en technische
regels in acht.
Voor zover nationale voorschriften en technische regelingen
geen hogere eisen stellen, geldt het volgende:
U moet het CV-water conditioneren,
Installatie- en onderhoudshandleiding IsoTwin Condens 0020201089_02